Leeftijd
6 jaar, voorbereidende lessen in de onderbouw.
Doelen
- Prikkelen van de interesse voor een bepaald onderwerp
Kinderen hebben van nature een belangstelling voor de wereld. In een kosmische les wordt structuur gegeven aan deze belangstelling en worden kinderen aangemoedigd een kosmisch onderwerp verder te verkennen. De leidster begint bij de kinderen met het grootste: het heelal. Dan biedt ze de kinderen een kijk op planeten, de aarde als een bol, land en water. Als de kinderen hebben kennisgemaakt met de grote lijnen, kan in de kosmische lessen worden kennisgemaakt met de details. Een goede kosmische les moet de kinderen prikkelen om zelf op onderzoek uit te gaan en hoeft niet volledig te zijn in de informatie die verstrekt wordt. Visualisatie speelt een grote rol: de leidster ondersteunt haar les met concreet materiaal en foto’s. Na de les kunnen kinderen aan de slag met het onderwerp, in groepjes of individueel.
Een kosmische of algemene les bestaat uit:
Een inleiding
Leskern
Vragenrondje
De leidster stalt de spullen voor de les het beste al uit voor de les gaat beginnen. Kinderen weten dan dat er iets staat te gebeuren en kunnen er alvast naar kijken, met elkaar overleggen en bij henzelf vragen oproepen.
Inleiding
De leidster meldt de kinderen dat ze een les gaat geven over een bepaald onderwerp. Ze zegt: ” ik geef deze les, omdat….”
Dan laat ze de kinderen weten of ze mee mogen of moeten doen. Dat kan op verschillende manieren:
“Eerst mag je komen om te luisteren, daarna mag je verwerken”
“Eerst draaien jullie allemaal je stoel, daarna moet je verwerken”
of iets er tussenin.
Leskern
De algemene les is in de mededelende vorm en is bedoeld om de aanwezige kennis te ordenen. De leidster begint de les niet met een woordspin of een vraag. De leskern is alleen bedoeld om de interesse van de kinderen op te roepen, dus duurt zo’n 7 a 10 minuten. Het is niet de bedoeling dat de leidster al haar kennis toont. Het verwerven van kennis en ervaringen komt pas in de verwerking. De leidster laat haar verhaal liever niet onderbreken. Ze legt ook relaties naar het verleden en naar andere landen.En ze wijst zoveel mogelijk op verwerkingen.
Vragenrondje
De leidster vraagt: “wie heeft er iets te vragen?”. Deze tijd is niet bedoeld om iets te vertellen, kinderen die hun verhaal kwijt willen kunnen er een tekening over maken, een verhaaltje over schrijven of een toneelstukje over maken.
De leidster probeert kinderen die vragen hebben door te verwijzen naar een verwerking. Bijvoorbeeld: “je kunt het antwoord vinden in dit boek”.
Verwerking
Na het vragenrondje is het de bedoeling dat kinderen aan de slag gaan met het onderwerp.
De leidster maakt op het bord een lijst met verwerkingen, maar nodigt ook de kinderen uit om zelf verwerkingen te maken.
Daarna zegt ze: ” nu gaan we aan het werk”, met eigen werk of met de verwerking.
Als de kinderen na de eerste dag de verwerkingen niet meer kiezen, kan de leidster vragen: “heb jij al een verwerking gedaan?” Dat brengt andere kinderen weer op een idee. Een andere mogelijkheid is te melden dat de verwerkingen er nog maar tot een bepaalde datum liggen.
Na de verwerking
Laat de kinderen op de laatste dag vertellen en tonen wat ze gedaan hebben. Dit kan door middel van:
Een enquête
Een verhaal
Een werkstuk
Een toneelstuk
In een ideale situatie geeft de leidster twee keer per week een kosmische les, steeds weer over een heel ander onderwerp.
Voor de algemene lessen in de midden- en bovenbouw is het goed een driejarenplanning te maken. Sommige lessen komen daarin ieder jaar terug, sommige lessen een keer per drie jaar. Hoewel er ook iets voor te zeggen is om niet te plannen, maar af te wachten wat kinderen willen leren. Je kunt standaard Montessorimateriaal gebruiken bij de verwerkingen.