Eisen aan het materiaal

IMG_5432
  • Heeft het een doel? 
  • Wat is het doel?
  • Wat zijn de aandachtspunten van dit werk? 
  • Zijn de afmetingen afgestemd op het kind? 
  • Is het passend bij de ontwikkelingsfase van het kind? 
  • Is het schoon, compleet en heel? 
  • Is het aantrekkelijk?
  • Zijn alle materialen van het werkje in een kleur? (indien van toepassing)
  • Past het bij de cultuur van het kind? 
  • Is het toegankelijk voor het oog en de hand van het kind?
  • Is het op een logische plaats in de klas gezet? 
  • Kan er zelfstandig met het materiaal gewerkt worden?
  • Is er een beperking van de hoeveelheid? 
  • Heeft het materiaal een doel, bijvoorbeeld alleen het onderscheiden van grootte? 
  • Is er een ingebouwde controle van de fout? Als je zelf werkjes maakt, is het belangrijk een controle van de fout in te bouwen. Bij de controle van de fout dient het kind hetzelfde te doen als het deed bij de oefening. Een etiketteerwerkje kan daarom niet voorzien zijn van kleurtjes op de achterkant, maar moet achterop dezelfde woordjes hebben. 
  • Is het kwetsbaar/breekbaar? Dit is nuttig omdat het kind dan voorzichtig leert omgaan met het materiaal. 
  • Het maken van werkjes: Onthoud dat het doel van het materiaal is om het kind feitelijke informatie te geven. Wat wil je het kind vertellen over een bepaald onderwerp? Zonder de informatie wordt het werkje een mechanische handeling in het bij elkaar zoeken van de juiste kaartjes. Maak dus bij je werkje een feitenkaartje. Hierop staat informatie over het onderwerp.
  • Als je kaartjes wilt snijden voor werkjes, kun je hiervoor heel goed een fotosnijder gebruiken. Deze is vooral geschikt voor erg smalle kaartjes. De grootte van de kaartjes is een persoonlijke keuze. Heb je eenmaal voor een bepaald formaat gekozen, wees dan consistent in de andere werkjes die je in dezelfde serie maakt.
  • Pas je lettertype aan, gebruik het lettertype dat op jouw school gebruikt wordt.
  • Kleurgebruik bij werkjes

Om kinderen zoveel mogelijk inzicht te verschaffen in de verbanden en structuren binnen kosmisch onderwijs en kosmische opvoeding, is het aan te raden om kleuren te gebruiken om aan te geven waar een werkje bij hoort. Tijdens een workshopweek “cultural development” bij het MCI in Londen kreeg ik een lijstje uitgereikt met kleuren voor ieder gebied. Voor zover ik weet, zijn deze kleuren niet bekend bij Nederlandse scholen en/of opleiders, maar als ze dat wel zijn, hoor ik dat erg graag.

Hieronder volgt de indeling volgens het Montessori Centre International in Londen:

Planten – groen
Zoogdieren – rood
Vogels – licht blauw
Reptielen – bruin
Amfibieen – paars
Vissen – lichtgroen
Insecten – geel
 

Het dierenrijk:
Protozoa – wit
Porifera – Mosterdgeel
Coelenterata – oranje
Annelida – beige
Mollusca – grijs
Echinodermata – zwart
Arthropoda – geel
chordata – donkerblauw

Continenten:
Europa – rood
Afrika – groen
Azie – geel
Oceanie – bruin
Noord-Amerika – oranje
Zuid-Amerika – roze
Antarctica – wit

Kleurgebruik bij het zonnespel (later zal ik hierover schrijven op de site):
Planten – donkergeel
Herbivoren – middengeel
Carnivoren – licht geel

Land – bruin
Water – blauw
Lucht – geel

Het zonnestelsel – donkerblauw of zwart
de aarde – donkerblauw of zwart
vulkanen – donkerblauw of zwart