De leidster

“Vraag niet aan mij wat ik moet doen, vraag aan mij wat ik moet zijn.” 

Als leidster heb je een pedagogische taak. Je bent opvoeder. Hier denk je aan bij alle activiteiten, vanuit je rol als opvoeder. Bij het maken van werkjes, het afnemen van toetsen, het laten samenwerken, het organiseren van een feest. Hoe kun je de kinderen daarin verantwoordelijkheid geven, bijvoorbeeld bij een sinterklaasfeest. Hoe ga je om met die sint spanning in die tijd, hoe pas je  je dagprogramma daar op aan. Heb je de kinderen zoveel mogelijk verantwoordelijkheid gegeven? Vraag niet aan mij wat ik moet doen, vraag aan mij wat ik moet zijn.

Denk steeds: hoe bevordert deze beslissing de zelfstandigheid.

Blijft de vrije kerk keuze gehandhaafd?

Als leidster heb je een pedagogische rol als opvoeder. Bedenk bij alles wat je doet, of het nu het organiseren van een feest is of het maken van een nieuw werkje: hoe kan ik het kind zo veel mogelijk verantwoordelijkheid geven? Hoe bevordert deze beslissing de zelfstandigheid? En blijft de vrije werkkeuze door mijn beslissing gehandhaafd? Onthoud dat onderwijs het middel is en niet het doel. 

Deze prachtige lijst van ‚geboden’ vond ik terug op een montessori community op het internet. Ik heb hem vertaald en aangevuld met geboden uit een andere lijst, te vinden op de AMI website, geschreven door Maria Montessori. De lijsten komen grotendeels overeen. Voor iedereen die nog wel wat tips kan gebruiken, hier komen ze: 

  • Draag actief, constant en zeer precies zorg voor de omgeving
  • Help het kind om goede relaties met de omgeving op te bouwen. Laat het kind zien waar alles hoort. Laat duidelijk en precies zien hoe materialen gebruikt moeten worden. Stop verkeerd gebruik van materialen met milde bewoordingen en liefdevolle aanwezigheid. Als er materialen zijn die breekbaar zijn of waarmee een kind zichzelf kan verwonden, laat het kind dan zien hoe hij ze kan hanteren, in plaat van te zeggen dat hij er niet aan mag komen. Een keuken zit vol met dingen om te ontdekken voor een kind. Snijden, koken, roeren, schenken zijn allemaal dingen die een kind wil en moet leren om onafhankelijk te worden. Betrek het kind thuis bij zoveel mogelijk activiteiten als mogelijk is, van schoonmaken tot koken. Er is voldoende om een kind de hele dag bezig te houden. 
  • Wees actief wanneer je een kind in contact brengt met de voorbereide omgeving. Wees schijnbaar passief wanneer dat contact breikt is. 
  • Observeer constant om te kunnen constateren wie er ondersteuning nodig heeft. 
  • Sta altijd klaar om een kind te helpen dat jouw hulp nodig heeft. Er is niets zo erg dan als kind je onzeker en   genegeerd te voelen. Geen kind zou zich in de steek gelaten moeten voelen. Als een kind om je aandacht vraagt, dan moet je die aandacht geven. Als je een kind van je af duwt met de woorden ‘ze wil alleen maar aandacht’, dan mis je de essentie: het kind dat om aandacht vraagt heeft die aandacht ook nodig. Kinderen die voelen dat er om hen gegeven wordt en voor hen gezorgd wordt, en zich niet druk hoeven te maken dat ze ook maar eventjes in de steek gelaten worden, zullen ook gemakkelijker voor anderen zorgen, om anderen geven en anderen vertrouwen dan degenen die zo’n soort ‚cold shoulder’ ervaren. Ook een ‚time-out’ en ‚ga naar je kamer en blijf daar’ zijn aanpakken die aanvoelen als verlating. 
  • Help degenen die zoeken naar een werkje of activiteit, maar dat niet kunnen vinden. Zorg dat je aanwezigheid gevoeld wordt door degene die zoekt en wees onzichtbaar voor degene die gevonden heeft. Een kind dat geen werk kan vinden is meestal rusteloos. Als het zit of ligt, kan opgemerkt worden dat het niet ‚bezig’ is. Het kind rust niet, maar verloren. Er is een dunne lijn tussen zoeken naar werk en uitrusten. Het is de verantwoordelijkheid van de volwassene om zorgvuldig te observeren. 
  • Luister en geef antwoord wanneer je iets gevraagd wordt
  • Respecteer degene die aan het werk is, zonder hem te storen of te ondervragen. 
  • Respecteer degene die fouten maakt, door hem niet direct te corrigeren. Zodra hij dat kan, geef hem de ruimte zijn eigen fouten te ontdekken en zelf te corrigeren. Vermijd dat je snel in actie komt om fouten van een kind te herstellen. kinderen zijn aan het leren om dingen onder de knie te krijgen en te functioneren in deze wereld. Ze zullen blijven oefenen tot ze zelf tevreden zijn met het resultaat, met het bereiken van een vaardigheid die ze moeten leren. Als een kind met dingen gooit en respectloos omgaat met de omgeving, stop je het direct. Leg uit waarom je hem moest stoppen. Overleg en luister naar wat het kind te zeggen heeft. Montessori zei dat de woedeuitbarstingen van een kind de eerste ziektes van zijn ziel zijn. Er is altijd overal een reden voor. Breng die reden aan het licht. Straffen, het kind isoleren, zal alleen maar zorgen dat het kind zich slecht voelt. Het kind zal de redenen voor het gedrag diep begraven. Het zal leren zichzelf te verbergen in plaats van te communiceren. 
  • Respecteer degene die uitrust, degene die observeert en degenen die werken of degene die overpeinst wat hij gedaan heeft of gaat doen. Stoor hem niet en dwing hem niet om andere activiteiten te gaan doen. Een kind dat er lui uitziet, is vaak helemaal niet lui. Kinderen moeten de ruimte krijgen om te ontdekken wat hen interesseert en wat zij willen doen. Zodra ze dat gaan doen, zullen ze passie en volharding laten zien in hun werk. Een kind dat andere kinderen of volwassenen observeert, is ook aan het leren. Als een kind uitrust, is het niet lui. Hij verwerkt informatie, observeert, denkt na over iets wat ze gedaan heeft of gezien heeft of van plan is te gaan doen. 
  • Wees onvermoeibaar in het geven van lesjes aan degene die ze eerder weigerde, aan degene die nog niet geleerd heeft het werk te doen en degene die de onvolmaaktheden nog niet overwonnen heeft. Een kind moet vele malen getoond worden hoe het iets moet doen. Men moet nooit moe zij  om iets te herhalen. Kinderen zoeken naar perfectie in alles wat ze doen, totdat ze een niveau bereiken waar ze zelf tevreden over zijn. Niet wat de volwassenen perfect vinden. Om altijd klaar te staan, maar zich niet op te dringen, dat is een kunst. Als een kind hulp nodig heeft, zal ze erom vragen. Als het kind de vaardigheid verworven heeft, moet de volwassene het nalaten nog hulp te bieden en de zelfstandigheid van het kind respecteren. 
  • Laat het beste van jezelf zien aan degene die zijn werk voltooid heeft door zijn eigen inzet; geef hem je stille en ‚geestelijke’ goedkeuring. 
  • Raak een kind nooit aan, tenzij hij je daar op de een of andere manier toe uitnodigt. Tenzij er een goede reden voor is, bijvoorbeeld het voorkomen van een ongeluk, zou je een kind nooit moeten aanraken. Een kind optillen, de hand pakken, duwen, zonder de goedkeuring van het kind, zelfs op een speelse manier, moet altijd vermeden worden. Als kinderen druk bezig zijn, een boek bekijken, werken, spelen, rusten, geldt dezelfde regel. Kinderen nodigen je op zeer veel verschillende manieren uit tot contact. Volwassenen weten hoe ze deze signalen kunnen interpreteren. Ook als een kind boos is, is het belangrijk te respecteren als een kind niet aangeraakt of opgetild wil worden. 
  • Spreek nooit slecht over een kind in zijn aanwezigheid of afwezigheid. Het laat een gebrek aan respect zien voor het kind. Het geeft een negatieve houding aan, die confrontatie bevordert en waardoor men niet open staat voor het kind. Aannames blijven hangen als negatieve gedachten en lokken negatief gedrag uit. Als de leidster in deze val trapt, kan er gemakkelijk een gebrek aan geduld en een negatieve houding binnen sluipen. 
  • Concentreer je op het versterken en bevorderen van de ontwikkeling van het goede in het kind, zodat er minder ruimte is voor slechtheid in het kind. Als je je richt op het negatieve gedrag zal het kind zich minderwaardig gaan voelen. Dit kan leiden tot een laag zelfbeeld en tot een self-fulfilling prophecy. Het kind zal zich gaan gedragen naar de verwachtingen. Negativiteit zal een tweede natuur kunnen worden. in plaats daarvan richt je je beter op wat positief is. Dan zal het kind zich veilig en vertrouwd voelen. Kinderen leren wat wel geen acceptabel gedrag is, zonder daarbij te straffen of te belonen, als de volwassene het juiste gedrag voorleeft. 
  • Behandel het kind altijd met je beste manieren en bied hem het beste dat je tot je beschikking hebt. Kinderen die gerespecteerd worden, zullen op hun beurt anderen respecteren. Als je het beste van jezelf geeft, weet een kind dat ze op je kan rekenen. Het leert haar ook anderen het beste van haarzelf te geven. Het is belangrijk om te bedenken dat Montessori zegt dat je het beste dan je hebt, moet geven, dus altijd moet streven naar beter, maar je dus niet druk moet maken om wat je niet kunt. Je moet je niet druk maken om wat je denkt dat je zou moeten geven of kunnen. Heb realistische verwachtingen naar het kind en naar jezelf. Als je een fout begaat, kun je dit ook toegeven aan het kind. „ik was boos en ik schreeuwde. Dat was niet aardig van mij. Het spijt me.” Kinderen foute te herkennen, excuses aan te bieden en leren ook dat volwassenen ook niet altijd perfect zijn. 

Bronnen: 

Facebook community AMI montessori teachers

 www.montessori-ami.org 

http://www.internationalschool.info/