Inprentwoorden

Inprentwoorden zijn woorden die je gewoon moet weten door ze te zien. Ze volgen geen spellingregels. De meeste Nederlandse woorden doen dat overigens wel. Welke woorden je introduceert bij een kind is aan de leidster. Het gaat hier om niet fonetische woorden die je vaak tegenkomt. De, het, een. Je geeft hiermee een les in 3 perioden. 

Materiaal

  1. doosjes, mandjes of envelopjes
  2. Stroken papier waarop moeilijk te spellen woorden geschreven staan: de, een, je, me, pauw, kous, ijs, ei. 

Voorbereiding

Het kind heeft geoefend met fonetisch lezen. 

Controle van de fout: geen

Doel: het kind helpen inprentwoorden te leren kennen. 

Leeftijd: 4 jaar en ouder

Aanbieding

  1. Nodig het kind uit en neem een enveloppe met woorden.
  2. Open de envelop en haal de woorden eruit. Vertel het kind dat er woorden zijn die we gewoon moeten weten. Je kunt niet luisteren om te weten te komen hoe ze geschreven worden. 
  3. Kies 3 kaarten uit en leg ze aan de rechterkant van de tafel. Geef een lesje in drie perioden met deze 3 kaarten. 
  4. Als je op deze manier zo’n 9 kaarten gedaan hebt geoefend met het kind, doe je de rest van de kaarten in de envelop en vertel je hoe het kind een spel kan spelen. 
  5. Leg de 9 kaarten op tafel met het woord naar beneden. Draai er steeds een om, lees het woord en leg het weer terug. 
  6. Vertel het kind, dat als hij moet nadenken over een woord, hij het woord weer om moet draaien en het later nog eens mag proberen. Hij kan het ook komen vragen. 
  7. Het kind ruimt de envelop op. 
  8. Deze lesjes geef je zolang als het nodig is. 

Vervolgoefeningen

  • Groepsspelletjes – laat de kaarten snel zien in een groepje kinderen. 
  • Spellen: neem een setje kaarten dat het kind al kent en laat ze lezen. Het kind legt zoveel woorden als het nog kan onthouden met de grote letterdoos. Het moet de kaarten misschien wel meerdere keren lezen. 
  • Twee kinderen gebruiken de kaarten: de een dicteert en de ander schrijft. 
  • Neem een blanco adresboekje voor een kind en laat het gebruiken als een woordenboek. Het schrijft er de woorden in die het geleerd heeft. 
  • Bingo met de inprentwoorden 

Moeilijke woorden

Als een kind eenmaal begint met het lezen van klankzuivere teksten, zullen er woorden voorkomen die niet klankzuiver zijn, zoals ‘je’ en ‘het’. Tevens zijn er bepaalde woorden waar een kind steeds over struikelt. Het kind kan deze woorden inoefenen met flitskaartjes en met lesjes in drie perioden, of met spelletjes zoals Bingo.

Een andere optie is het maken van een kaartenbakje voor het kind. Iedere keer als een kind een woord tegenkomt dat het niet meteen kan lezen, maakt de leidster een kaartje met het woord erop en stopt het in het bakje. Het kaartenbakje heeft drie afdelingen: woorden die het kind nog niet kent, woorden die het kind beheerst en woorden die het kind aan het oefenen is. Regelmatig worden de woorden in het bakje doorgenomen om te kijken of ze nog in hetzelfde deel horen.

Geef het kind een alfabetboekje, een schrift met per bladzijde een letter uit het alfabet. Als het kind een woord wil schrijven maar het weet niet hoe het gespeld moet worden, dan schrijft de leidster het in dit schrift bij de juiste letter. Na verloop van tijd ontstaat een opzoekschrift waarmee het kind zelf aan de slag kan met het schrijven van teksten.