Start van de les
Gebruik tijdens iedere lesdezelfde rustige kalmerende muziek met een zwak en niet opvallend ritme. Op die manier hoef je de les streeplopen niet aan te kondigen, maar komen de kinderen gewoon vanzelf meedoen zodra ze de muziek horen. Montessori adviseerde hiervoor een piano, viool of harmonica, maar tegenwoordig kan elektronische muziek op cd of een nummer op Spotify of een andere streamingdienst een uitkomst zijn. De muziek is bedoeld om het animo te verhogen.
Geef dagelijks een les streeplopen gedurende een bepaalde periode. Iedere les duurt minstens 15 minuten. Na die periode ga je verder met streeplopen en dien je te weten op welk niveau ieder kind zich bevindt om het juiste materiaal aan te geven.
Als je les streeplopen begint, maak je de lijn vrij en zet je de tafel met materialen in het midden klaar. Dan start je de muziek en de kinderen komen vanzelf meedoen, zonder aankondiging. Nieuwe kinderen observeren wat er gebeurt en sluiten zich aan. Laat eerst zien hoe je de voeten neerzet op de lijn, de punt van de voet en de hiel allebei op de streep. “Een ieder die probeert de voeten op deze wijze voor elkaar te zetten, heeft het gevoel te vallen.” (de methode, blz. 115) Na 15 minuten laat je merken dat de les is afgelopen door de muziek uit te zetten.
Streeplopen kun je het beste doen met blote voeten. De kinderen voelen de lijn onder hun voeten. Het is ook beter om te leren hun balans te bewaren. Ook is het moment van het uitdoen van de (binnen) schoenen en mentale voorbereiding op het deelnemen aan de les. Net als het uitrollen van een kleedje of placemat bij een werkje het kind ook in de juiste ‘mood’ brengt voor het werk dat het gaat doen. Het kind komt zo vanzelf in een kalmere staat.
Opbouw in de oefeningen
- De eerste maanden: kinderen lopen in hun eigen tempo over de streep. Ze mogen van de streep af om een langzamer kind in te halen.
- De volgende maanden: Lopen over de streep in een constante snelheid, zodat de afstand tussen het kind voor je en het kind achter je hetzelfde blijft.
- De volgende maanden: Voet afwikkelen (hiel naar teen) en de ene voet tegen de achterstaande voet zetten. Let er in deze les op dat ieder kind dit doet. Als je ziet dat een kind de voeten buiten de lijn zet, zeg je: “denk er allemaal aan je voeten op de lijn te zetten”, zonder de naam van het kind te noemen dat dit niet doet. Leer de kinderen alleen hun voeten en benen te bewegen, zodat het zich gracieuzer gaat bewegen.
- De volgende maanden: laat de kinderen lopen met voorwerpen van de tafel, terwijl ze hun voeten afrollen, op constante snelheid lopen en op gelijke afstand blijven van de anderen. Je staat bij de tafel en pakt een voorwerp. Loop met een kind mee en strek zijn arm recht naar voren. Plaats nu het voorwerp in de uitgestrekte hand. Begin met de vlag, daarna het gewicht. Vertel daarbij dat het gewicht niet mag slingeren. Als het kind deze oefening beheerst, geef je het de bel en vertel je dat hij het geluid niet mag laten horen. Als laatste geef je het kind een van de glazen water, met als uitdaging dat hij er niet mee mag knoeien. Het kind moet zijn arm gestrekt naar voren houden als het een voorwerp vast houdt. Het mag de arm niet gaandeweg laten zakken. Het kind moet dus letten op de voeten en op het niet zakken van de hand.
- In de laatste maanden laat je het kind lopen met twee voorwerpen, nog steeds de voeten afwikkelend en in het zelfde tempo als de anderen lopend. En uiteindelijk geef je het kind een voorwerp en een mandje op het hoofd dat er niet af mag vallen.
Montessori beschrijft zelfs kinderen die een stapel kubussen op hun hand hadden of een stapel mandjes op hun hoofd. Kinderen houden van de uitdaging en genieten van de steeds moeilijker opdrachten. Achteruit lopen, een zware emmer water tillen, een blad met een druppel water, een ei op een lepel, een veer op een dienblad. Genoeg uitdaging.
Bronnen
Basic Montessori – David Gettman,
De methode -Maria Montessori