metalen inlegfiguren

Doel

  • Leren beheersen van bewegingen die met potlood op papier worden gemaakt.
  • Trainen van de lichtheid van de hand 
  • Verfijnen van de schrijfhand: pengreep, controle, precisie.
  • Inzicht krijgen in kleurcombinaties, patronen en vlakverdeling
  • Artistiek bewustzijn stimuleren
  • Toepassen van de namen die het kind geleerd heeft bij het geometrisch kastje. 
  • Concentratie
  • Reeksen maken

Voorbereiding

  • spieren: het kind kan de contouren van de figuren uit het geometrisch kastje omvoelen. 
  • Mentaal: het kind is begonnen met het schrijven van woorden op het krijtbord. 

Leeftijd

  • 3,5 tot 5 jaar. 

Controle van de fout

  • Afdwalende lijnen. Dit is alleen een probleem wanneer het kind het ziet als een fout. Het kind moet de kans krijgen om veel te oefenen en zal er steeds beter in worden. 

Het werken met de metalen omtrekfiguren is een directe voorbereiding voor het schrijven. Door het invullen van de figuren herhaalt het kind de beweging die nodig is voor het handschrift en het hanteren van het schrijfgereedschap. Bij het inkleuren en combineren van de figuren wordt het gevoel voor kleurcombinaties en vlakverdeling gestimuleerd.

Het materiaal bestaat uit tien metalen figuren in matrijzen van 14 bij 14 cm. De tien figuren komen overeen met de tien figuren van het geometrisch materiaal en zijn exact even groot. Op de ene plank komen de vormen met een ronde vorm, op de andere plank de vormen met een hoekige vorm. In het midden van de metalen inlegfiguur zit een metalen knopje dat het kind met drie vingers vast kan houden. 
De 10 figuren zijn: 
ovaal, vierkant, ellips, vijfhoek, cirkel, trapezium, bloemfiguur, rechthoek, driehoek met geboden zijden, driehoek. 

Bij de omtrekfiguren horen twee lessenaars met een blauw bovenvlak, waarop de figuren komen te liggen. Op het rek aan de muur liggen ook kleine potlodenleggers waarop plaats is voor drie verschillende kleurpotloden. Je kunt ook kiezen voor kleine dienblaadjes. 

De metalen omtrekfiguren worden opgeborgen in een rek aan de muur. Zorg voor verschillende maten papier, 14 bij 14 cm, 20 bij 20 cm en 30 bij 30 en bijbehorende onderleggers. Bied ook gekleurd papier aan.

Je kunt labels plakken op de potjes met de naam van de kleur en bij de figuren de naam van de figuur.

Geef de kinderen kleurpotloden in verschillende diktes en zoveel mogelijk kleurnuances.

Als je geen potjes hebt, kun je blikjes gebruiken en die beplakken met gekleurd papier.

Aan de muur kun je een overzicht hangen met alle vormen en hun namen.

Aanbieding

Eerste aanbieding: 

  • Nodig het kind uit en vertel dat je het de metalen inlegfiguren gaat laten zien. 
  • Pak een dienblad en leg het op de kast waar de metalen inlegfiuren liggen. 
  • Leg een onderlegger op het dienblad. 
  • Leg een vel papier op de onderlegger. 
  • Neem nu de rechthoek of de ellips en leg deze op het papier. Gebruik de matrijs en de figuur. 
  • Leg de potloodhouder op het dienblad en leg er drie potloden op. 
  • Gebruik beide handen om het dienblad naar de tafel te brengen. 
  • Leg de onderlegger voor je neer op tafel en zorg ervoor dat het papier in het midden van de onderlegger ligt. 
  • Verwijder de blauwe figuur en leg deze terug op het dienblad. 
  • Zorg dat de matrijs exact recht op het papier ligt. 
  • Houd met de ene hand de matrijs vast en ga met je andere hand tegen de klok in rond in de figuur met je potlood. 
  • Verwijder de matrijs en pak nu de figuur. Leg deze exact op de omgetrokken figuur. Trek nu deze figuur om met het andere potlood. De afstand tussen beide lijnen zou bij de hele figuur overal even groot moeten zijn. 
  • Nu vul je de figuur in met potloodstrepen, van boven naar beneden. 
  • Maak met zigzag lijnen, zonder je potlood op te tillen, de figuur vol. Werk van links naar rechts en zorg dat de lijnen elkaar niet raken. De lijn mag aan de uiteinden gebogen zijn
  • Vertel het kind dat hij de activiteit nu zelf kan gaan doen op een eigen papier. Ik laat het kind de achterkant van het papier zien, hij kan hier op werken. Dan schrijf ik wel mijn naam op de voorkant, zodat mensen niet denken dat het kind die figuur gemaakt heeft. Observeer nu hoe het kind werkt met de metalen inlegfiguur. 
  • Vertel het kind dat hij ook andere figuren kan kiezen. 

Aanbieding 2: 

Gebruik dezelfde techniek als bij de eerste aanbieding, alleen maak je nu een perfecte versie zonder wit tussen de lijnen. 

Tips: 

Begin de eerste keer met de driehoek. Het heeft bij het invullen steeds langeren lijnen en het duurt niet zo lang voor de figuur ingevuld is. 

Een kind dat begint met deze oefeningen is eerst nog niet zo erg geinteresseerd om tussen de lijnen te blijven, maar dit komt vanzelf. Kinderen kiezen dit materiaal graag en vaak en houden ervan om meerdere figuren te maken op een dag. Je kunt uitleggen dat papier toch wel kostbaar is en dat de kinderen meerdere blaadjes mogen gebruiken als dat nodig is. 

In de dagen erna geef je wat suggesties of opdrachten om op te letten, zoals: 

  • Maak de buitenste lijn ononderbroken
  • Maak de binnenste lijn ononderbroken
  • Let op dat de afstand tussen de twee lijnen overal hetzelfde is
  • Leg de figuur er weer bovenop als je klaar bent met omtrekken en kijk of je ergens bent afgeweken. 
  • Kijk eens of je de lijnen steeds dichter bij elkaar kunt plaatsen
  • De lijnen gaan van boven naar onderen en dit is niet afhankelijk van de vorm. 

Als het kind geen dingen meer heeft om op te letten, is het tijd voor de aanbieding 2. 

Andere lesjes

Andere lesjes: Alle volgende lesjes zijn aparte complete aanbiedingen en worden allemaal aangeboden met alleen de figuren en niet de matrijzen! 

Oefening 1 – gebruik maken van twee verschillende figuren

  1. Nodig het kind uit om twee verschillende vormen en twee verschillende potloden te gebruiken. 
  2. De leidster neemt een van de figuren en trekt alleen deze om, met een kleur. 
  3. De leidster legt de andere figuur erop en trekt deze ook om met de andere kleur. Er zijn nu twee verschillende omtrekken. 
  4. Nu neemt de leidster een van de twee kleuren en vult een vlak met perfect naast elkaar geplaatste lijnen, zonder tussenruimte, zoals in aanbieding 2. Begin in de linker beneden hoek en zorg dat de lijnen elkaar van boven tot onder raken. 
  5. Zonder het papier te draaien vult de leidster nu de andere vlakken met de andere kleur. Alle lijnen lopen van onder naar boven en volgen niet de curves van de figuur. 
  6. Als de figuur van de leidster klaar is, nodigt ze het kind uit zijn eigen papier te halen en ook een figuur te gaan maken met zelf gekozen figuren en potloden. 

Oefening 2 – Gebruik maken van 3 figuren 

  1. In deze aanbieding gebruik je 3 figuren en 3 potloden. Gebruik precies dezelfde techniek: trek iedere vorm om, kleur een vlak in met de eerste kleur, een van de andere vormen met de andere kleur en de overgebleven vormen met de derde kleur. 
  2. Het is belangrijk om dezelfde kleur als de omtrek te gebruiken. 
  3. Draai het papier niet. 

Oefening 3 – gebruik een figuur twee maal. 

    1. Gebruik een figuur, leg hem op twee verschillende manieren over elkaar en kleur in met twee kleuren. 
    2. Een iets groter gekleurd papier kan aan het kind gegeven worden. 

Oefening 4 – gebruik een figuur drie keer. 

  1. Gebruik hetzelfde figuur drie keer en gebruik drie verschillende kleuren. 
  2. De figuren kunnen vlak naast elkaar gelegd worden. 
  3. Gebruik dezelfde techniek als bij de andere oefeningen. 

Oefening 5 – Geometrisch ontwerp

  1. Gebruik zoveel inlegfiguren en kleuren als je wilt. 
  2. vlakken kunnen ingekleurd worden of open gelaten
  3. zelfs stukjes van de breukencirkels kunnen gebruikt worden. 

Oefening 6 – Gradaties

  1. Gebruik een figuur en een kleur
  2. 7 verschillende gradaties moeten te zien zijn
  3. Als een kind een kleur potlood gebracht heeft, stuur je hem naar de kleurspoelen, doos 2, en vraag je hem om de gradatie van die kleur te halen en alle 7 kleurspoelen van die kleur op de tafel te leggen. Op die manier ziet het kind wat er van hem verwacht wordt. 
  4. Er moet minder drukt uitgeoefend worden om de lichtere gradaties te kunnen kleuren. 
  5. Begin met zo weinig druk als je kunt en oefen steeds minder druk uit terwijl je doorgaat. 

Het gebruik van voorbeelden

De metalen inlegfiguren hebben in het Engels ook wel de benaming „insets for design” gekregen. Een kind zou zelf moeten kunnen uitvinden wat het kan doen met deze figuren. Het gebruik van voorbeelden, gemaakt door de leidster, is dan ook niet aan te bevelen. Kinderen zien bij elkaar wat er mogelijk is of komen op een idee doordat de leidster suggereert dat het kind meerdere vormen kan nemen of een ander formaat papier. 

Laat kinderen een boekje maken: in de la van het kind doe je een mapje (eenvoudig te maken door twee vouwkartons aan elkaar te nieten). Daarin bewaart het kind de blaadjes. 

Nog meer suggesties voor ontwerpen: 

  • Op een lange strook papier een zich herhalend patroon maken. 
  • Op een papier van 20×20 cm 
  • Een groot papier waarop het kind een randmotief maakt. 
  • Figuren en matrijzen gebruiken voor dubbele lijnen. 
  • Delen van de figuur wit laten

Het gebruik van papier: in een montessoriklas is het papier voor de metalen inlegfiguren alleen bedoeld voor die figuren. En de metalen inlegfiguren zijn alleen voor geometrische patronen (bij hoge uitzondering wel eens voor iets anders). Als kinderen willen tekenen, verwijs je ze naar het tekenpapier in de knutselkast. 

De AMI gebruikt vanaf het begin de matrijs en de figuur. MCI kiest ervoor om alleen de matrijs aan te bieden de eerste keer. 

“Hoewel werk met de metalen inlegfiguren het kind de gelegenheid geeft om te experimenten met kleur en ontwerp, wordt het niet beschouwd als creatieve kunst. Wascokrijtjes en verf wordt niet bij deze activiteit gebruikt, omdat het doel altijd is: de potloodbeheersing. “ Aline D. Wolf, A parents’ guide to the Montessori classroom, leaflet no. 8.