Opmerkingen
1. Als het kind het taalpatroon ontdekt, nodig je haar uit om de woorden met de letterdoos te leggen. Het “tien” woord in een kleur en de rest in een andere.
Verdere oefeningen
1. Doe de beide volgende oefeningen (hieronder beschreven) voordat je door gaat naar het
volgende werk.
Verdere oefening I – verbaal dicteren
1. De tienen kunnen al van tevoren uitgelegd worden of help het kind daar even mee.
2. Vertel het kind dat zij de getallen kan neerleggen terwijl jij ze vertelt. (de leidster dicteert vanaf haar stoel)
3. Als het kind problemen heeft met het herkennen van de gekleurde kralen, kun je haar aanmoedigen om ze te tellen.
Verdere oefening II – de leidster legt ze neer en het kind benoemt ze
1. De leidster legt de getallen met de kralenstaafjes in willekeurige volgorde en het kind benoemt ze.
2. Als het kind ze verkeer benoemt, nodig je haar uit om ze te tellen.
3. Meng de kralenstaafjes en nodig haar uit om ze neer te leggen en benoemen zoveel als ze wil.
Doelen
1. Introduceren van hoeveelheden van 11 tot 19 met hun namen.
2. De relatie van de getallen 1 tot 9 tot het getal 10 zien.
Controle van de fout
1. De bekendheid van het kind met de telrij van 1 tot 9.
2. De bekendheid van het kind met verbaal tellen van 11 tot 19.
Leeftijd
4 -5