Getalrekken 11 t/m 19

Materialen

  1. Getalrekken (Sequin rekken), bestaande uit 2 borden met 5 plekken op beide borden.
  2. Een rek heeft het getal 10 er 5 keer op geschreven en het andere bord 4 keer 10 erop. Dit laatste bord heeft een lege plek aan de onderkant.
  3. 9 houten kaarten met de cijfers 1 tot 9 erop gedrukt. Deze kunnen in de gaten geschoven worden over de nullen van de tienen.
  4. Een kleedje.

Voorbereiding

Al het werk met de 11-19 kralenstaafjes, inclusief de twee volgende oefeningen.

Introductie van 11-19 met de kralenstaafjes

Voorbereiding

  1. Al het werk met getallen 1 tot 10.
  2. Een interesse in tellen.

Aanbieding

Nodig het kind uit. Haal een kleedje.

Laat het kind een klein doosje met de kralen naar het kleedje brengen. Draai het doosje om met alle kralen

Vind de bekende stukken, de tienen. Vraag het kind om de tienen verticaal op een rij te leggen.

Introduceer nu de nieuwe stukken (de gekleurde kralenstaafjes) door er een op te pakken en te tellen.

Hou de staafjes bij het draad vast met je linkerhand en tel de kralen door iedere kraal te knijpen terwijl je hem telt. Tel alle kralen van 1 tot 9, in willekeurige volgorde.

Leg ze nu in een rij van 1 tot 9, horizontaal, benoemend terwijl je ze neerlegt. De kralen van het 9 staafje zullen de draad van de 10 staafjes aanraken als ze allemaal op hun plek liggen.

 

Begin met een lesje in 3 perioden: Eerst neem je een tienstaafje en leg je het 1-staafje ernaast, verticaal.

Benoem ieder cijfer nadat je het geteld hebt. Tel alle kralen, ook het bekende tienstaafje. Je telt terwijl alle kralen plat op het kleedje liggen, dit betekent dat je je vinger op iedere kraal legt terwijl je hem telt. Doe hetzelfde met twaalf en dertien. Het tienstaafje plus het tweestaafje, en het tienstaafje met het driestaafje.

Doe de tweede periode: “tel elf, wijs aan dertien, tel dertien, enz.” Haal de gekleurde staafjes weg en vraag het kind “leg twaalf neer, tel twaalf, leg dertien, enz.”

De derde periode: “wat is dit?”

Leg alle kralenstaafjes terug op hun originele plek en nodig het kind uit om zoveel staafjes neer te leggen als ze wil.

Dit geeft de leidster de mogelijkheid om te zien hoe ver het kind zelfstandig accuraat kan tellen.

Als het kind problemen heeft, kom je terug en meng je de gekleurde kralenstaafjes en laat je het kind dit weer doen. Als de problemen aanhouden, geef je verdere lesjes in drie perioden.

Als het kind alle getallen van 11 tot 19 gedaan heeft, laat je ze haar opnoemen van boven naar beneden en weer terug helemaal naar boven.

Opmerkingen

1. Als het kind het taalpatroon ontdekt, nodig je haar uit om de woorden met de letterdoos te leggen. Het “tien” woord in een kleur en de rest in een andere.

Verdere oefeningen

1. Doe de beide volgende oefeningen (hieronder beschreven) voordat je door gaat naar het

volgende werk.

Verdere oefening I – verbaal dicteren

1. De tienen kunnen al van tevoren uitgelegd worden of help het kind daar even mee.

2. Vertel het kind dat zij de getallen kan neerleggen terwijl jij ze vertelt. (de leidster dicteert vanaf haar stoel)

3. Als het kind problemen heeft met het herkennen van de gekleurde kralen, kun je haar aanmoedigen om ze te tellen.

Verdere oefening II – de leidster legt ze neer en het kind benoemt ze

1. De leidster legt de getallen met de kralenstaafjes in willekeurige volgorde en het kind benoemt ze.

2. Als het kind ze verkeer benoemt, nodig je haar uit om ze te tellen.

3. Meng de kralenstaafjes en nodig haar uit om ze neer te leggen en benoemen zoveel als ze wil.

Doelen

1. Introduceren van hoeveelheden van 11 tot 19 met hun namen.

2. De relatie van de getallen 1 tot 9 tot het getal 10 zien.

Controle van de fout

1. De bekendheid van het kind met de telrij van 1 tot 9.

2. De bekendheid van het kind met verbaal tellen van 11 tot 19.

Leeftijd

4 -5

Getalrekken

Materialen

  1. Getalrekken (Sequin rekken), bestaande uit 2 borden met 5 plekken op beide borden.
  2. Een rek heeft het getal 10 er 5 keer op geschreven en het andere bord 4 keer 10 erop. Dit laatste bord heeft een lege plek aan de onderkant.
  3. 9 houten kaarten met de cijfers 1 tot 9 erop gedrukt. Deze kunnen in de gaten geschoven worden over de nullen van de tienen.
  4. Een kleedje.

Voorbereiding

Al het werk met de 11-19 kralenstaafjes, inclusief de twee volgende oefeningen.

 

Aanbieding

Nodig het kind uit en laat haar helpen de getalrekken naar het kleedje te brengen. Vestig d aandacht erop dat ze met beide handen gedragen moeten worden.

Lijn de rekken uit, de lege plaats aan de onderkant.

Merk dan met het kind samen op dat alle getallen op het rek “10” zijn.

Leg nu de cijfers 1-9 uit op willekeurige plekken door elkaar. Laat het kind ze benoemen terwijl je dat doet.

 

Stapel ze op in goede volgorde met 9 onder en 1 bovenop.

Begin met een lesje in drie perioden: eerst schuif je de “1” erin aan de bovenkant om 11 te maken. Benoem dit getal. Schuif dan de 2 in de tweede plaats om 12 te maken en benoem het. Schuif de “3” in de derde plek om 13 te maken en benoem het.

Geef alleen een lesje in drie perioden tot en met 13, laat het kind exploreren vanaf 13.

De tweede periode: vraag: “wijs aan 13, enz. En verwijder de kaarten om het kind te vragen “maak 12” of “maak 19”.

De derde periode zal zijn: “wat is dit?”

 

Verwijder dan alle kaarten en nodig het kind uit om dit zoveel als ze wil te doen.

Als ze het correct heeft gedaan, kom je terug en benoem je de getallen van boven naar onder en van onder weer naar boven.

Verdere oefeningen

Doe beide volgende oefeningen voor dat je verder gaat.

Volgende oefening I

De getalkaarten worden door elkaar gedaan.

De leidster dicteert vanaf haar stoel.

Het kind legt ze neer.

Volgende oefening II

  1. De leidster schuift de kaarten in de rekken op willekeurige plekken.
  2. Het kind leest ze.

Doelen

1. Introduceren van de symbolen en namen van 11 tot en met 19.

Controle van de fout

  1. Bekendheid met de reeks 1-9
  2. Bekendheid met de reeks 11-19

Leeftijd

4 – 5

Getalrekken met de kralen

Materialen

  1. Dienblad om de kralen en kaarten te dragen
  2. Al het materiaal van de vorige twee aanbiedingen.
  3. Een kleedje

Voorbereiding

Voorgaand werk met de getalrekken inclusief de “verdere oefeningen”

Aanbieding

Nodig het kind uit, breng de rekken en de kralen naar het kleedje. Leg de rekken en de kralenstaafjes neer zoals in de vorige aanbiedingen. (Het kind doet dit doorgaans). Zorg dat de kaarten in de juiste volgorde liggen. Leg de kralenstaafjes en de rekken bij elkaar.

Neem een tienstaafje, zeg “tien” en lees op het rek “tien”. Neem dan een gekleurd “1” staafje en leg het naast het tienstaafje. Tel alle kralen. Neem dan de “1” kaart en zeg”een” voordat je deze in het rek schuift om “elf” te lezen en het hardop te lezen. Doe ze tot “13” of “14” voordat je het kind uitnodigt om door te gaan.

Zo ziet de complete rij er dan uit. 

Verdere oefeningen

  1. De leidster dicteert een willekeurig getal. Het kind maakt het met kralen en kaarten.
  2. De leidster maakt hoeveelheden en kaarten. Het kind leest de getallen.

3. Het kind kan zijn werk op papier opschrijven, 2 vierkantjes breed en 10 vierkantjes lang.

 

Doelen

1. Verbinding van het hoeveelheid- symbool en de namen voor 11 t/m 19.

Controle van de fout

1. Als het getal niet correspondeert met de hoeveelheid.

Leeftijd

4 -5

Een materiaal ontworpen door Édouard Séguin (1812–1880)

De meeste kinderen zullen de getalrekken van 11 t/m 19 gewoon veel moeten oefenen. 

Na een tijdje kan het fijn zijn om nog wat extra oefensuggesties aan te dragen als het kind deze getallen nog niet beheerst. 

Hieronder enkele ideeën: 

  • Uitknippen en opplakken
  • Stempelen: eerst de 10 en dan over de nul het cijfer plakken
  • 20 rol stempelen
  • 20 rol schrijven
  • Kaartjes tot en met 19 van het honderdbord in een zakje doen. Trekken en benoemen.
  • Getallenlijn tot 20
  • Getallenlijn tot 20 op knijpers