Korte kettingen

Leeftijd: vanaf 4,5 jaar

Materialen

  • Het kralenrek met kettingen, vierkanten en kubussen voor het getal 1 kwadraat – 10 kwadraat en 1 tot de derde macht  – 10 tot de derde macht. 
  • Labels in doosjes of potjes voor de korte kettingen.
  • Labels in doosjes of envelopjes voor de lange kettingen. (deze hebben dezelfde afmetingen als de labels voor lineair tellen. Ze hebben dezelfde kleur als hun corresponderende kettingen en hebben alle veelvouden tot aan het vierkant en de kubus van het getal. )
  • Een kleedje
  • Een lineair tellen kleedje voor de langere kettingen, of leg ze in een spiraal. De voorkeur gaat uit naar het leggen in de lengte en niet in een zigzag patroon of in een spiraal. Zo kunnen kinderen goed de verschillen zien in lengte tussen de kettingen. De visuele impressie is dus heel belangrijk. 

Kijk ook eens bij het kwadratenkwartet (gemaakt door Ruth Bekker): zie downloads rekenen

Voorbereiding

Oefening lineair tellen.

Aanbieding I – de ketting van 5 in het vierkant

  1. Nodig het kind uit, haal een kleedje en ga naar het kralenrek.
  2. Laat het kind de korte blauwe ketting brengen. De leidster brengt de labels en het vierkant van vijf.
  3. Leg de ketting neer en begin hem te vouwen. Tel: “een vijf, twee vijven, drie vijven, vier vijven en vijf vijven”. Dat maakt een vierkant van vijf.
  4. Verifieer deze informatie door het vierkant van vijf boven op het nieuw gemaakte vierkant te leggen.
  5. Neem de labels uit het doosje.
  6. Trek de ketting open.
  7. De leidster telt de labels tenminste tot tien en laat het kind doorgaan.
  8. Demonstreer accuraat tellen door iedere kraal aan te raken terwijl je hem telt.
  9. Na de eerste vijf zal steeds alleen het vijfde een label krijgen.
  10. Aan het einde zeg je: “ een vierkant van 5 is 25”.
  11. Zodra het kind het afgemaakt heeft, ga je onmiddellijk over naar de kubus van 5.

Nog verder werken met de korte kettingen

Als het kind al handig is in het werken met de korte kettingen, kun je meer uitdaging toevoegen. 

  1. Knip uit papier extra pijlen in de juiste kleur. Schrijf een willekeurig nummer op de pijl (tussen 1 en 99) en laat het kind de pijl bij de juiste kraal leggen. Lukt dit nog niet zo goed, stimuleer dan meer oefening met de kettingen. Of laat zien hoe je vanaf een tiental tellend de papieren pijl kunt bereiken. Gaat het juist wel goed, geef het kind dan lege papieren pijlen zodat het kind zelf getallen kan opschrijven en bij de juiste kraal kan leggen. Je kunt de lege pijlen ook al op een willekeurige plek bij een kraal van de ketting leggen zodat het kind het juiste getal erop zal moeten schrijven. Nog een oefening: haal de tientallen pijlen weg en doe dan een van de oefeningen hierboven. Stel vragen zoals: welke kraal is het als je vanaf 26 tien kralen verder telt? Of als je 8 kralen achteruit telt vanaf 45? Doe dit vanaf 5 jaar en wanneer een kind goed kan tellen. 
  2. Welk nummer ontbreekt? Laat het kind alle pijlen van de ketting van 5 neerleggen en had; de pijl van 15 weg. Stop deze achter je rug. Vraag welke pijl je achter je rug hebt. Voor kinderen vanaf 5 jaar. 
  3. Maak zelf pijlen van een reeks en vraag het kind de ontbrekende pijlen te maken. Maak bijvoorbeeld de reeks 2, 19, 36 en 70. Laat het kind ontdekken hoe het steeds een bepaalde hoeveelheid kan doortellen om bij 70 te komen. Voor kinderen vanaf 6 jaar. 
  4. Afronden. Laat de 100ketting neerleggen en de tientallen pijlen erbij leggen. Maak een pijl met 62 erop en laat deze pijl neerleggen bij de juiste kraal.  Vraag welk tiental daarbij het dichtst in de buurt ligt. Leg dan uit dat 62 afgerond kan worden tot 60, omdat het daar vlakbij ligt. Behandel daarna nog enkele getallen (71, 53) waarbij je naar beneden gaat om af te ronden en daarna bespreek je getallen waarbij je afrondt naar boven (38, 29, 79). Dan leg je uit dat wanneer een getal precies 5 enen heeft, je naar boven afrondt. (dus bijvoorbeeld 65 rond je af tot 70). 
  5. Laat het kind alle kettingen naar een kleedje brengen. Breng begin en eind van de ketting naar elkaar zodat een veelhoek ontstaat. Laat het kind de bijbehorende veelhoek vinden in het geometrisch kastje en erin of erbij leggen. Vraag nu hoeveel zijden de vorm heeft. Het kind kan op een stukje papier opschrijven hoeveel zijden de vorm heeft. Je kunt nu ook de namen geven van de vormen. De vormen kunnen ook in elkaar gelegd worden, met het vierkant dat je om de driehoek legt en de vijfhoek die je om het vierkant heen legt, etc.  
    Bron van de aanvullende oefeningen: Mainly montessori