De eerste tijd in de klas
De oefeningen uit het dagelijks leven starten thuis al en gaan door op school. Veel van de oefeningen kunnen al gedaan worden door twee- en driejarigen, maar de Nederlandse basisschool start doorgaans bij 4 jarigen. Sommige werkjes kun je dus niet meer in je klas zetten. Gelukkig komen er steeds meer Montessori peutergroepen en driejarige kinderen die in de ochtend of de hele dag een montessoriklas mogen bezoeken, onder begeleiding van een pedagogisch medewerkster.
Als een kind voor het eerst naar school komt, is het fijn als hij wegwijs gemaakt wordt in de school en zijn klas. Het kind voelt zich dan op zijn gemak. Een nieuw kind moet zich ook binden aan de leidster.
Vaardigheden op eerste dag:
- Deur open en dicht doen
- Groeten
- Zitten
- wc bezoek
- Een glas water inschenken en drinken
Voor iedere activiteit is een ritueel of volgorde. Bied dit steeds op dezelfde manier aan en herhaal de lesjes regelmatig.
Kinderen die nog maar net op school zijn, hoeven niet te werken. Ze mogen kijken naar wat anderen doen en kunnen daar veel van leren. Moedig het kijken aan, vooral als je weet dat je veel kinderen in de klas hebt die het goede voorbeeld zullen geven. Je kunt een of twee kijk-stoelen in de klas hebben staan. Stoelen waar kinderen op kunnen zitten als ze geen werkje willen doen, alles even in zich op willen nemen, of, ook belangrijk, de opgedane ervaringen even willen verwerken.
De werkjes op de eerste dag en in de eerste weken school:
- openen en sluiten van doosjes, flesjes of potjes (3 verschillende werkjes)
- kralen rijgen
- stoffen
- handen wassen
- het aankleedrek met knopen
- het aankleedrek met drukkers
- Een plant water geven
Andere activiteiten:
Taal: classificatiekaarten voor de woordenschat.
Knutselen: in ieder geval krijt en wasco.
Enkele zorgvuldig uitgezochte speelgoed items.
De eerste vaardigheden die je het kind aanbiedt in een lesje, helpen het kind om zich zelfstandig te kunnen bewegen in de klas:
- Het dragen van een stoel
- Een kleedje uitrollen en oprollen, ook het dragen van een kleedje.
- Kleding opvouwen en eventueel ook andere dingen opvouwen, zoals schorten, handdoeken, servetten.
- scheppen
- schenken
- Het rek met veiligheidsspelden
- Pipetwerkje