Streeplopen heeft als doelen: concentratie, kalmeren van het lichaam en ontwikkelen van het evenwicht.
Lopen is een universele vaardigheid, die in alle culturen hetzelfde verloopt. Montessori beschreef de 4 stadia van het evenwicht dat nodig is om te leren lopen:
- 6-9 maanden: het hoofd rechtop houden en zitten.
- 9 maanden tot een jaar: rechtop staan en op handen en voeten bewegen. Het kind kan als het vastgehouden wordt, loopbewegingen op de tenen maken.
- 1 jaar tot 15 maanden: het kind kan de voeten plat op de grond zetten en lopen met een beetje hulp.
- Na 15 maanden leert het kind lopen zonder hulp. Als het kind 18 maanden is, combineert hij het lopen met het gebruik van de handen. Het kan spullen rondduwen of met zich mee dragen. Als het twee is, kan het vastberaden lopen en dingen meedragen en ook rennen. Opmerkelijk is dat een kind van twee en een half ervan houdt om urenlange wandelingen te maken waarbij hij zijn evenwicht traint, maar tegelijkertijd de omgeving verkent. Verwacht dus niet dat de wandeling snel gaat.
Tegen deze tijd kun je starten met het streeplopen, een oefening om het lopen, het bewaren van het evenwicht en het dragen van materialen te verfijnen en perfectioneren. Het kind moet hierbij goed op de lijn lopen en erna rekening houden met anderen die op de lijn lopen. Daarna oefent het kind steeds steviger te staan en te bewegen. Het kind moet de voeten recht op de streep zetten en zijn hiel eerst neerzetten, de voet afrollen en daarna de teen pas neerzetten.
Oefeningen die volgen zijn lopen met een bel en zorgen dat deze niet gaat rinkelen of lopen met een glas vol water en zorgen dat het kind niet morst. Hierbij oefent hij het recht houden van zijn ruggengraat en het beheersen van zijn gehele lichaam. Er is concentratie voor nodig, maar werkt kalmerend voor de geest. Dit heeft een effect op de hele groep, die innerlijke harmonie zorgt voor een eenheid in de groep.