In de onderbouw wordt de gesproken taal bij jonge kinderen ontwikkeld door middel van de oefeningen voor woordenschat en mondeling taalgebruik. Dit wordt gedaan door aan te sluiten bij het niveau van het kind en dan uit te bouwen naar meer en meer mogelijkheden. Meer zelfstandig naamwoorden leren, meer bijvoeglijke naamwoorden zodat de kinderen zich bewust worden van de eigenschappen van de objecten om hen heen. Het is altijd de bedoeling om de kinderen hierbij zoveel mogelijk in aanraking te brengen met de concrete dingen en de concrete ervaring. Dit betekent dat een ervaring altijd vooraf gaat aan het leren van nieuwe taal.