aarde-lucht-water-(vuur)
Doel
Begrijpen dat de aarde opgebouwd is uit drie niet-levende materialen en weten welke locatie en relatie ze hebben tot elkaar.
Een lesje over aarde lucht en water kan gebruikt worden om verschillende concepten aan te leren. Bijvoorbeeld kan het gebruikt worden om onze aarde te bespreken en wat het uniek maakt ten opzichte van andere planeten. Vertel dat meer dan 70 % van de aarde bedekt is met water en dat de aanwezigheid van zuurstof en water ervoor zorgt dat er levende organismen op de aarde kunnen leven. Gebruik bij dit lesje ook de globe met land en water om de verhoudingen aan te geven. Als je vuur toevoegt, kun je de 4 klassieke elementen, bestudeerd door de oude filosofen, aanbieden. Zij geloofden dat de 4 elementen de meest eenvoudige en meest essentiële onderdelen zijn die er bestaan.
Aanbieding
Aarde
Houd het eerste potje omhoog en vraag: “wat zit er in dit potje?”
Laat het kind in zijn eigen woorden vertellen wat erin zit. Dan kun je toevoegen: “ja, hierin zit aarde, we noemen het ook wel grond, modder, etc., noem daarbij de termen die het kind gebruikt. Vraag dan: waar kunnen we aarde vinden. Nadat het kind enkele plaatsen waar we aarde kunnen vinden heeft opgenoemd, zeg je: “weet je, al die plaatsen die je opnoemt zijn goed, want de aarde is overal!” Als het kind dan zegt: “ja, maar aarde is niet overal, want het is niet in huis”, zeg dan: “misschien niet in je huis, maar wat is er onder je huis? aarde”.
Praat over dingen die de mens heeft gemaakt waar de aarde onder zit, zoals gebouwen, wegen, tegelpaden, etc. Als het kind begint over rotsen in vergelijking met aarde, leg dan uit dat rotsen een deel van het land zijn, het hardste deel ervan. En dat waneer rotsen verkruimeld worden, ze er net zo uit zien als de rest van de aarde. Als het kind heeft vastgesteld dat aarde overal is, en onder alles, ga dan verder met het volgende potje.
Water
Uit het kleine kannetje laat je het kind (blauwgekleurd) water schenken. Vraag: “wat zit er in dit potje?” Laat het kind vertellen en waneer het is uitgesproken, zeg: “ja, dit is water. Het is een van de dingen waarvan de aarde gemaakt is. Waar kunnen we water vinden?” Geef het kind tijd om na te denken over waar het water gezien heeft of waar het weet dat het water kan vinden. Hoewel het kind zoiets zou kunnen zeggen als “in bad” of “in de gootsteen”, ga door en vraag: maar waar komt water vandaan? Probeer het kind te laten denken richting natuurlijke waterbronnen, zoals de oceaan, rivieren, meren, sloten, bronnen, etc. Nadat je hebt gepraat over waar je water kunt vinden, vraag: “wat zit er onder het water? Het kind zou zich kunnen realiseren, na het deel van het lesje over aarde, dat land ook onder water zal zijn, maar als het zich dat niet kan realiseren, vertel dan dat, als je naar de bodem van zelfs het diepste water gaat, je land krijgt.
Lucht
Nadat het water genoeg besproken is, houd het volgende potje omhoog en vraag: “wat zit er in dit potje? Het is waarschijnlijk dat je als antwoord krijgt: “niets” of “het is leeg”. Zeg dan: ja, het ziet er leeg uit, maar dat betekent niet dat er niets in zit. Er zit wel iets in, iets wat je niet kunt zien. Het is lucht! Geef het kind dit te overdenken en vraag dan: “wat is lucht?”
Als kinderen weten wat longen doen, dan is dit een uitstekende tijd om de lessen over longen te verbinden met het feit dat lucht is wat we inademen en als we geen lucht hadden, zouden we niet kunnen leven.
Blaas dan wat lucht in een opblaasbaar ding, een ballon of een zak. Vraag: “wat stop ik in deze ballon om hem groter te maken?” Draai dan de ballon naar het kind toe en laat voorzichtig wat lucht uit de ballon ontsnappen zodat het kind de lucht in het gezicht voelt blazen. En op zijn arm, hand of een ander lichaamsdeel. Zorg ervoor dat het deel dat je kiest niet een deel is dat het kind bang maakt. Vraag: “voelde je dat? Wat was dat?” Laat het kind proberen te vertellen en zeg dan: “ja, dat is hoe lucht voelt wanneer het beweegt”. Kun je anderevoorbeelden verzinnen van bewegende lucht? Als het kind niets kan verzinnen, bedenk dan dingen als: wind, windmolens, bladeren die door de lucht vliegen, luisteren naar longen met een stethoscoop, of een ander voorbeeld dat het kind zal aanspreken. Vraag dan: “waar is lucht?” Als het kind enige plaatsen waar lucht is heeft opgenoemd, kun je na verloop van tijd aangeven: “lucht is overal!” Bijna zoals land. Land is onder alles, maar lucht is boven alles, in alles, rondom alles, boven het land en boven het water!
Je zal dit lesje misschien meerdere keren moeten presenteren voordat het kind het volledig begrijpt, dat is normaal. Na verloop van tijd begrijpt het kind meer en zul je minder en minder hoeven te vertellen.
Laat het dienblad met de potjes in de klas staan zodat het kind het zelf kan bestuderen. Als het opnieuw interesse heeft, laat het dan de delen van de les over nemen die het zelf al weet.
Je kunt dit lesje ook gebruiken om de verschillende manieren van vervoer te laten zien. Bijvoorbeeld: een boot drijft op het water, een vliegtuig vliegt in de lucht en een auto rijdt op het land. Laat kinderen voorwerpen of kaartjes met deze voertuigen sorteren.
Als de kinderen het beste leert door een visuele hulp of door spel, creëer dan een kleed met land, aarde en water van vilt of van papier.