Telbakjes

De telbakjes met elastiekjes rond de stokjes
Zo staat het werkje in de kast
De telbakjes in het " museum" bij Nienhuis

Materialen

  1. Twee houten bakjes, elk verdeeld in vijf vakjes met de nummers 0-4 en 5-9, in zwart geverfd aan de achterkant van het kistje.
  2. 45 stokjes.
  3. Mand met lage zijkanten of een doosje.
  4. 8 bandjes, klittenband strips.
  5. Vilten onderlegger

Voorbereiding

Het kind moet enig werk met de rekenstokken gedaan hebben.

Aanbieding

  1. Nodig het kind uit, ga naar de kast en vraag haar om een vilten onderlegger naar de tafel te brengen en jou te helpen de telbakjes te halen. Plaats in het midden van de tafel en het mandje aan de rechterkant.
  2. Verwijder alle stokjes en doe ze in het mandje. De bandjes gaan in een stapeltje, aan de kant.
  3. Als ze allemaal eruit zijn, nodig je het kind uit om de cijfers te lezen die op de bakjes staan.
  4. Begin dan door te zeggen: “1” en leg een stokje in je hand voordat je die in het juiste vakje doet.
  5. Zeg “2” en pak twee stokjes door ze eerst in je hand te leggen voor je ze in het bakje legt.
  6. Doe 2 of 3 tot dat het kind het snapt.
  7. Laat het kind achter.
  8. Als het kind klaar is of erom vraagt, zeg dan dat “0” een lege ruimte betekent.
  9. Nodig het kind uit om dit zo vaak te doen als zij wil.
  10. Als het kind klaar is voor deze dag, laat dan zien hoe ze de stokjes kan terugdoen: de stokjes uit een sectie optillen en de klittenband riem eromheen doen voordat je de stokjes terugplaatst. Sluit de strip.

Doelen

  1. Introductie van de “0” als de afwezigheid van een hoeveelheid of een lege set.
  2. Introductie tot setjes (concept van cijfers als een hoeveelheid of losse voorwerpen samengevoegd)
  3. Versterken van de natuurlijke opeenvolging van cijfer 0 tot 9.
  4. Voorbereiding voor het idee dat 0 tot 9 de enige benodigde cijfers zijn in alle getalsystemen.

Controle van de fout

Teveel of te weinig stokjes zijn er over aan het einde.

Leeftijd

3. – 4.

Volgende oefeningen

Het set-spel

  1. Nodig 2 of 3 kinderen uit.
  2. Vertel ieder kind het aantal dingen die ze gaat brengen, bijvoorbeeld 3 of 5.
  3. Vertel dan tegen het kind wat ze zal moeten brengen, bijvoorbeeld gouden kralen, schorten, bordjes, etc.
  4. Eindig dan door het woord ‘set’ of groep? je te laten ontglippen. Vertel de kinderen om je nog een set te brengen, bijvoorbeeld glazen.
  5. Tel iedere keer wat het kind gebracht heeft.
  6. Laat dan zien dat je allerlei sets hebt aan het kind.

Het “nul” spel

  1. Nodig 2 of 3 kinderen uit.
  2. Vertel hen dat je een “luister en doe” spel gaat doen, maar deze keer met cijfers.
  3. Vraag de kinderen om je twee hinkelsprongen, drie klapjes, 0 fluitjes, 1 stomp te geven, etc.
  4. De kinderen zullen zich realiseren wat het effect van 0 is.