Gedrag
De sfeer, de regels en het gedrag
Je kunt in je klas diverse kinderen tegenkomen, waarbij het gedrag een goede werkhouding en relatie in de weg staat. Hieronder wat verzamelde tips om hier mee om te gaan.
Oorzaken van gedrag:
- Sommige kinderen vertonen bepaald gedrag door hun eetgewoonten (allergisch voor bepaalde voedingsstoffen)
- Vermoeidheid. Kinderen gaan naar school, clubjes, sport, feestjes. Soms kunnen ze na al deze drukte niet goed slapen en komen ze moe weer naar school.
- Fysieke problemen, ziekte, kunnen ook de oorzaak zijn van gedrag.
- Te weinig beweging.
- Frustratie; de klas biedt hen niet voldoende uitdaging.
- Sociaal emotionele oorzaken. Kinderen waarvan gehouden wordt, zullen vrolijk en gelukkig zijn en uitdagingen aan kunnen gaan.
- Een gebrek aan liefde. Als dit de huisomgeving is, kun je er niets aan doen.
- Scheiding, dood, onrecht en ongeluk.
- Gebrek aan zelfvertrouwen. Zelfstandigheid bevorderen, dit zal ervoor zorgen wat een kind zich beter gedraagt.
- Cognitieve en talige gebreken: Kinderen die zich niet goed kunnen uitdrukken, zijn erg gefrustreerd. Fysieke gewelddadigheid kan een resultaat zijn.
- Gebrek aan concentratie/ stimulatie. Sommige kinderen zijn niet geïnteresseerd in de Montessori materialen. We maken geen onderscheid tussen geslacht. Voorbeeld: een leerkracht vraagt van een groep jongens dat ze gaan zitten, terwijl die jongens staande een constructieve discussie aan het voeren waren.
- “ik verveel me”: dat zou veroorzaakt kunnen worden door de leidster of een antwoord kunnen zijn van het kind omdat het niet weet als het kan gaan doen. Vertrouw het kind en geef het verantwoordelijkheid.Stel de vraag: “Hoe zou jij het doen?” Vaak komt dit door een gebrek aan mogelijkheden om te experimenteren. Een voorbeeld: een kind dat de roze toren op een andere manier wil bouwen. De leidster wil dat de roze toren rechtop gebouwd wordt. Een kind van 2 1/2 kan geïnteresseerd zijn in spelen met onderdelen van de roze toren. Laat hem spelen en experimenteren binnen bepaalde grenzen. Zolang hij het materiaal niet beschadigd, Is het oké.
Tips om op een positieve manier de sfeer en het gedrag te beïnvloeden
- Wees ongelooflijk positief! Begroet kinderen met een glimlach: „Hoe is het met jou?”. Jouw glimlach bij de ontvangst kan bepalend zijn voor hoe de dag verloopt.
- Zeg: „dank je wel voor het luisteren”.
- Spreek een kind individueel aan op zijn of haar gedrag, dat is beter voor de sfeer.
- Kinderen voelen meer betrokkenheid bij hun klas als je mee mogen helpen bij de inrichting in augustus.
- Pas op dat je jouw emoties niet sturend laat zijn voor het gedrag van de kinderen. Opmerkingen als “hier word ik nou zo boos van” werken niet! Wees voorspelbaar in je reacties. Zorg dat je wel authentiek bent.
- “Hands are for helping” of “handen zijn om te helpen”, hang het op, op een bordje in de klas. Je gebruikt je handen dus niet om te slaan…. maar dan positief geformuleerd.
- Je kunt ook teveel regels hebben. Ik was eens op een school waar maar een regel belangrijk was: hier doet niemand iets wat een ander stoort. Zo kun je ook zeggen, over het materiaal: je mag ermee werken zolang het niet misbruikt wordt en niemand stoort. Kinderen zijn vaak enorm creatief en het zou jammer zijn als je hun creativiteit in de kiem smoort door iets te verbieden. Het hebben van een basisregel maakt alle andere overbodig. “Hier doen we niets dat een andere persoon niet wil dat jij doet”. Basisregels respecteren elkaars omgeving en veiligheid. Kinderen en volwassenen kunnen functioneren zonder dat er ingegrepen hoeft te worden. Vrijheid in gebondenheid: kinderen hebben de vrijheid zo lang zij anderen niet schaden.
- Bij negatief gedrag werkt vaak de tactiek van de kapotte grammofoonplaat. Blijf herhalen wat je wilt zien. Als je dat doet, kiest het kind eieren voor zijn geld.
- Begin niet aan time-out, een stoel om na te denken. Het helpt het kind op geen enkele manier. Het kind weet niet waarom het ergens moet gaan zitten om er over na te denken. Sommige kinderen gaan alleen maar op zo’n stoel zitten, zodat ze niet worden lastig gevallen door de leidster. Ze gedragen zich met opzet slecht, zodat ze weggestuurd kunnen worden en niet meer naar de leidster hoeven te luisteren. Pak het conflict aan of begeleid het kind, maar praat niet tegen het kind.
- Ondeugendheid is een deel van opgroeien. Kinderen leven in een zwart-wit wereld.
- Bij speciale kinderen, roep de hulp in van een psycholoog. Bij normale kinderen: zorg dat je ermee om leert gaan.
- Bekijk de wereld vanuit het perspectief van het kind. Herinner het kind geduldig en zachtaardig aan het gewenste gedrag. Soms moet je streng zijn. Dan weten kinderen dat je het echt meent.
- Geef het goede voorbeeld. Zowel in je taal als in je handelingen.
- Houd rekening met de verschillen in ontwikkeling bij kinderen. Ook culturele.
- Wees kritisch op je voorbereide omgeving. Deze moet goed zijn.
- Zorg dat de verschillende volwassenen consistent zijn in hun aanpak.
- Evalueer je eigen acties; waarom gedraag je je op een bepaalde manier?
- Observeer om uit te vinden wat positief en negatief gedrag veroorzaakt of triggert.
- Geef een op een aandacht.
- Groepslesjes
- Rollenspellen
- Wellevendheidslesjes
- Gebruikte woorden”Nee”en “niet” voor noodgevallen.
- Als je merkt dat je steeds strijd hebt met een kind, vraag dan om advies.
- Wat versta je onder ‘het kind volgen’ en ‘vrijheid in gebondenheid?’ Is dat in dit geval doorslaggevend en relevant? of heb je er juist te weinig aandacht aan geschonken? Of moet de vrijheid van het kind juist nu ingeperkt worden?
- Vraag jezelf af of sorry zeggen in dit geval nodig is. En of je het moet eisen.
- Positieve taal
- Kalmte
- Respect
- Beleefdheid
- Streeplopen
- Laat kinderen een conflict zelf oplossen.
Impopulaire kinderen
Deze kinderen hebben een gebrek aan sociale vaardigheden en taal. Ze kunnen anderen willen beheersen of gewelddadig zijn. Ze zijn kwetsbaar. Hebben een stoornis. Zijn niet vaardig om zelf te communiceren. Het impopulaire kan ook veroorzaakt worden door fysieke kenmerken: haardracht, kleding, een bril, de manier waarop een kind spreekt. Daardoor hoort een kind er niet helemaal bij. Het kan zelfs zijn dat een kind teveel zelfvertrouwen heeft, teveel een leider wil zijn. Anderen willen ook eens de leidersrol vervullen. Hoe ga je hier mee om?
- Laat een kind zijn talenten verkennen, zodat hij zich goed kan voelen en anderen hem kunnen bewonderen.
- Een op een correctie, geen negatieve commentaren.
- Laat andere kinderen zijn talenten ontdekken in groepswerk.
- Voor een negatief punt geef je 6 positieve.
- Duidelijke klasse-etiquette; geef aan de kinderen aan dat het ok is om je haar te bedekken of een bril te dragen.
- Leg uit waarom kinderen anders zijn.
Verwende kinderen
- Krijgen alles wat ze willen.
- Verstoren
- Gefrustreerd
- Stil
- Huilen
- Kijk naar de voorbereide omgeving.
- Wees standvastig in de aanpak. Stel grenzen. Wees vastberaden.
- Help hen de sociale etiquette te begrijpen.
- Negeer het kind wanneer hij een woede-aanval krijgt, tenzij hij zichzelf of anderen in gevaar brengt. Zeg: “als je klaar bent met huilen, kom dan naar mij toe en dan kunnen we praten.” Je geeft dezelfde liefde en respect die je aan ieder kind geeft. Laat merken dat je hem waardeert en dat hij gewaardeerd kan worden.
- Ga naar het kind in een ander gebied.
- Negeren is belangrijk, maar ook vertrouwen en liefde geven.
Woede-aanval
Deze komen voor bij 2-3jarigen en zijn normaal voor deze leeftijd. Ze hebben nog geen goed idee van hoe ze dingen kunnen bereiken.
Hoe ga je ermee om?
- Bekijk wat het gedrag veroorzaakt.
- Stop zeggen heeft weinig zin; 2-3 jarigen begrijpen dit nog niet.
- Vraag wat er gebeurd is….”hoe kan ik je helpen?”
- Kom met keuzes.
- Isoleer het kind van de anderen, begeleid door een volwassene.
- Bekijk wat het kind nodig heeft.
Boze en agressieve uitbarstingen
Deze uitbarstingen zie je bij kinderen als de behoeften van het kind niet worden gehoord of gezien. Of eraan wordt voldaan. Ze schreeuwen, gillen, gooien, schoppen. Het kind ziet alleen zijn eigen perspectief en luistert niet naar wat je zegt.
Hoe ga je ermee om?
- Kijk naar de reden van het gedrag.
- Luister naar het kind, toon empathie, luister naar de reden die zij geven.
- Een op een aandacht.
- Aandacht op het juiste moment.
- Het kan iets zijn dat thuis al begonnen is.
- Vraag de ouders hoe het kind reageert.
- Soms is het een ding dat hoort bij de cultuur.