Materiaal is na uitvoerig onderzoek ontstaan.
Maria Montessori heeft, in navolging van Sequin, een zeer uitgebreide hoeveelheid materiaal ontwikkeld. Er is enorm veel tijd gaan zitten in het observeren van kinderen, het maken en experimenteren tijdens de ontwikkeling van materialen. Ze observeerde kinderen en dacht na over de ontwikkelingsbehoeften van kinderen. Voor iedere vaardigheid bedacht zij een materiaal waarmee het kind zelf kon werken. Zo bedacht zij de roze toren en gaf alle blokken een nauwkeurig afgemeten grootte. Ieder blok is een centimeter groter dan het vorige. Behalve dat is het ook een oefening voor de motoriek en de zintuigen, een voorbereiding op het decimale systeem en kwadraten. De toename in grootte is te zien, te voelen en zelfs de barische zin wordt gebruikt voor het voelen van het verschil in gewicht. De kleur van de blokken werd ook getest. Maria Montessori liet torens maken in verschillende kleuren en observeerde welke kleur bij de kinderen favoriet was. Het kind gebruikt de toren in een zeer specifieke manier. Het draagt eerst alle blokken een voor een naar een kleedje en bouwt de toren dan weer op. Ieder blokje wordt precies in het midden van het onderliggende geplaatst. Het materiaal moet met grote zorg gehanteerd en de leidster ziet daarop toe. Als de toren klaar is, wordt deze bewonderd en dan weer teruggebracht naar de kast of standaard.
Aandacht voor detail
Iedere keer wanneer je Montessorimateriaal vergelijkt met ander materiaal, valt de aandacht voor detail en precisie op. Over alles is nagedacht. Zo zijn er vaak 10 onderdelen in een materiaal. Bijvoorbeeld 10 kaartjes in een werkje of 10 blokken. Teveel of te weinig van iets zorgt ervoor dat kinderen niet geboeid zijn en blijven. Probeer maar eens een grote rijmdoos van Rolf aan te bieden aan een kind; veel kinderen haken al af als je met de doos aankomt.
Ook deze aantallen zijn door Maria uitgeprobeerd. De schuurpapieren letters zijn in cursief ontworpen. Maria dacht dat beginnende schrijvers minder moeite zouden hebben met dit verbonden schrift. Ze konden in een vloeiende beweging schrijven, hun potlood op het papier houden, in plaats van stoppen voor iedere nieuwe letter.
Doel en samenhang
In het materiaal is weinig overbodig of dubbel. Alles heeft een expliciet doel en vaak zijn er ook meerdere impliciete doelen. De metalen inlegfiguren dienen als voorbereiding voor schrijven, maar hebben ook kleine knopjes die door het vasthouden het kind oefening geven in hun potloodgreep, net zoals de knopjes van de puzzels dat doen. Omdat er al materiaal voor voorbereidend schrijven is, zijn werkbladen overbodig. De kracht van Montessorimaterialen zit hem in de beperktheid en de herhaling. Kinderen doen in hun onderbouwtijd vaak hetzelfde werk, totdat het materiaal zijn aantrekkingskracht verloren heeft, omdat het kind zijn leerdoel bereikt heeft. Mijn eigen kind heeft in minder dan een jaar bijna een heel pak papier van de metalen inlegfiguren opgemaakt. Hij kwam regelmatig met boekjes van ongeveer 5 pagina’s thuis, allemaal papier van 14×14 cm, met steeds weer complexere composities en mooier ingekleurd werk. Wat ben ik blij dat zijn meester en juf hem niet bepekten en zeiden dat hij er maar een per dag mocht maken! Door middel van dit werk trainde hij zijn motoriek, pengreep, oog voor detail, concentratievermogen en esthetisch gevoel. Bij de rode stokken wordt een beroep gedaan op het werkgeheugen. Het korte termijn geheugen traint het kind wanneer de stokken over de klas verspreid zijn en hij ze in volgorde van lengte gaat halen. Het spel memory is daardoor niet nodig in de klas.
Opbouw
Montessorimaterialen hebben een zorgvuldig bedachte opbouw in moeilijkheidgraad. Het ene materiaal leidt tot het andere. Kinderen die gewerkt hebben met de cilinderblokken kunnen daarna met de gekleurde cilinders werken. De roze toren heeft drie dimensies die van elkaar verschillen, de bruine trap heeft er twee en de rode stokken slechts een. Als een kind daarmee gewerkt heeft, kan het een tijdje later beginnen aan de rekenstokken. Kinderen leren eerst mondeling raadsels of verhalen maken in de kring en gaan, als ze eenmaal kunnen schrijven, met gemak aan hun eigen schriftelijk werk beginnen.
Maria Montessori bedacht een complete set materialen die een kind in drie jaar zou kunnen doorwerken. In de volgende bouw wordt voortgebouwd op de kennis en vaardigheden van de vorige. Kinderen herkennen de kleuren van de kralenstaafjes in het rekenmateriaal later weer bij de kist met kubussen en kwadraten. De binomische kubus uit de onderbouw keert terug in de bovenbouw op een complexere manier.
Bij herhalend gebruik worden de concepten voor een kind steeds duidelijk. Het is niet nodig fouten te corrigeren, want het kind moet zijn fouten en zijn ontdekkingen zelf maken. Doordat kinderen gelijktijdig met verschillende materialen werken, ondersteunen die het leren nog meer.
Nieuwe materialen
Montessori overleed in 1952. Na haar dood zijn er twee stromingen ontstaan, een die Montessori’s teksten en adviezen zo goed mogelijk wilde volgen en een die aanpassingen heeft gedaan aan haar gedachtengoed, beinvloed door nieuw onderzoek en individuele voorkeur van leidsters en scholen. Je zou ze ‚traditioneel montessori’ en ‚modern montessori’ kunnen noemen. Er werden materialen toegevoegd en soms ook weggelaten. Sommige aanvullingen in materiaal zijn algemeen verkrijgbaar en niet uniek voor montessorischolen, zoals puzzels, rijmwerkjes, beginklankwerkjes en ander ontwikkelingsmateriaal.
Kinderen kunnen druk bezig zijn met niet- montessorimaterialen, zoals puzzels, knutselwerkjes en spelletjes. In mijn montessoriklas had ik ook zulke activiteiten. Op sommige dagen voelde ik mij overbodig, omdat het merendeel van de kinderen met dergelijke activiteiten bezig was, terwijl de montessorimaterialen in de kast bleven staan. Ik had moeite mijn vrije werkkeuze vrij te laten blijven en toch de kinderen goed voor te bereiden op de middenbouw. Er waren (voornamelijk) jongens, die hun hele werktijd konden bouwen in de bouwhoek en morgen het liefst weer hetzelfde zouden doen. Volgde ik het kind nu of moest ik het aanbod veranderen? Als ik mijn kinderen thuis de hele dag de gelegenheid zou geven ijs te eten voor de tv, zou ik ook ‘het kind volgen’, maar dat deed ik ook niet, toch? Al deze andere materialen waren populair. Als ik in plaats van 4 constructiematerialen 2 verschillende aanbood, ontstond er een ‚run’ op dit soort ‚werk’. Was er een Ipad of computer in de klas, dan deden de kinderen ongeinteresseerd kortdurende werkjes, nooit tot diepteconcentratie komend. Ondertussen hielden ze in de gaten of de electronica vrij zou komen.
Sommige materialen kunnen eenvoudigweg de aandacht afleiden van het montessorimateriaal, dat niet herkenbaar is van iets wat kinderen thuis hebben. Het heeft geen neonkleuren, maakt geen geluid en er zitten geen favoriete disneyfiguren in, wat het oneerlijke concurrentie maakt. Kinderen die voor het eerst de klas binnenstappen zien dat kinderen met deze materialen werken en imiteren wellicht die oudere kinderen. Dus is het aan de leidster om de keuze te maken: welk materiaal voegt werkelijk iets toe aan de klas, beantwoordt aan een duidelijke behoefte of streeft een onmisbaar doel na? Als je kritisch kijkt, zul je merken dat veel niet-montessorimaterialen er in een test uit de ‘montessori-consumentengids’ niet zo goed af zouden komen, zelfs materialen waarvan je zou denken dat ze zeer montessoriaans zijn:
- Letterkleed: lijkt heel waardevol, maar kan achterwege gelaten worden. Kinderen oefenen de schuurpapieren letters en zodra ze er 10 kennen, bied je de grote letterdoos aan. Gaandeweg leren de kinderen de andere letters. De letters die het kind weet, noteert het op zijn letterkaart.
- Verwerkingen bij het kralentrapje: zodra een kind een kralentrapje kan neerleggen, kun je direct doorgaan met het maken van sommen. Er is geen noodzaak tot het inkleuren, niet als motorisch doel (er zijn al de oefeningen met de metalen inlegfiguren) en ook niet om te memoriseren. Kinderen gaan immers direct aan de slag met het maken van sommen en zullen tijdens dat werk voldoende oefenen en automatisch de kleuren leren.
- Puzzels: De puzzels die door Maria montessori ontworpen zijn, hebben als kenmerk dat een puzzelstukje een deel van het geheel is, zoals je bijvoorbeeld kunt zien bij de werelddelen puzzel of de puzzel van het paard. Door te puzzelen krijgt een kind een idee hoe iets opgebouwd is. Andere puzzels, zoals bijvoorbeeld Atlantis, van toys for life, veel gebruikt in Nederlandse kleuterklassen, doen wel een beroep op de zintuigen, maar de dieren die erop afgebeeld staan, worden niet geleerd en kunnen naast elkaar voorkomen, terwijl dat in de natuur niet het geval hoeft te zijn. Verder zijn montessori-puzzels voorzien van knopjes die de pengreep stimuleren en leren ze kinderen ruimtelijke relaties. Spanje ligt altijd naast Frankrijk. Kinderen trekken de puzzelstukjes om en scheppen zo hun eigen versie van de wereld of van een plant. Beweging gaat samen met kennis vergaren. Nog een argument om geen andere puzzels toe te voegen dan die van Montessori is dat de kennis die met andere puzzels vergaard wordt zeer beperkt is, terwijl het kind die tijd had kunnen gebruiken om de basis te leggen van de geografie, waar het kind later op voort zal bouwen met andere materialen.
- Knutselwerk: laat je niet verleiden tot prefab knutsels, ook niet met de feestdagen. De ware creativiteit komt uit het kind zelf. Zorg ervoor dat je voor jonge kinderen de vaardigheden ontleedt: zet in de kast een plakwerkje, waarbij kinderen iets wat klaarligt in een bakje kunnen opplakken. Daarnaast heb je een knipwerkje, een vouwwerkje, een prikwerkje, allemaal losse werkjes. Kinderen die dat willen, gaan zelf aan de slag met deze materialen. Kinderen kunnen tekenen, schilderen en gebruik maken van de metalen inlegfiguren. Oudere kinderen gebruiken hun creativiteit bij het uitwerken van kosmische thema’s. Kinderen kunnen bloemen of takken natekenen die je in een vaas hebt gezet.
- Poppenhoek: in een poppenhoek wordt het echte leven „nagespeeld”. Kinderen doen op jonge leeftijd niets liever dan het echte leven naspelen. Montessori zag dat en liet kinderen de echte dingen doen: strijken met een warme strijkbout in plaats van een speelgoedexemplaar, een babyzusje of -broertje in de klas verzorgen, fruit snijden, tafels schrobben tot ze blinkend schoon zijn. Kinderen hoeven het echte leven niet te imiteren, ze kunnen het gewoon echt doen.
- Thema’s: Kleuters denken niet in thema’s. Ze zijn zelden enkele weken geinteresseerd bezig met een onderwerp. Werk vanuit de belangstelling van kinderen en voeg zo nu en dan een werk toe dat je zonodig eerst introduceert in de kring.
Maria Montessori heeft uiteraard geen invloed uitgeoefend op deze overdaad materialen die na haar dood zijn samengesteld. Hoe weten we dan of de materialen echt goed zijn? Zo nu en dan wordt er iets ‚goedgekeurd’ voor het montessorionderwijs, zoals de dierenbak werd toegevoegd voor de Nederlandse situatie.
De magie van montessori
De taak van de leidster is het om de lesjes te geven met een soort gevoel van magie. Ze moet het kind het idee geven dat montessorimaterialen heel, heel speciaal zijn. De bewegingen van de leidster zijn rustig en zeer zorgvuldig, zodat het kind ze kan volgen. Het kind krijgt het idee dat het wil streven naar perfectie in het uitvoeren van de handelingen. Ik herinner mij nog hoe in 2002 het lesje met de roze toren op de montessoriopleiding gegeven werd, terwijl het al zo lang geleden is. Minitieus, de blokken zeer precies en rustig op elkaar plaatsend, deed de leidster voor hoe wij dit lesje aan de kinderen konden geven. Wanneer een kind een ander een lesje geeft, zal het die handelingen weer doorgeven aan een ander. Een nieuw kind in de klas zal zien dat dit heel speciaal materiaal is, waarmee je niet mag gooien. Wanneer je door de klas loopt, doe dat dan overdreven kalm. Als je een stoel aanschuift, wees je je bewust van het feit dat er wellicht kinderen kijken hoe jij dat doet. Til de stoel op en zet hem bij de tafel. Als leidster toon je ook aandacht voor detail door de potloden geslepen te houden en werkjes zo ver mogelijk naar voren te schuiven in de kast (zoals er in de supermarkt gespiegeld wordt).
De juiste plaats en tijd
Een andere zorg wat betreft materialen is dat materialen die thuis horen in een specifieke bouw, ook in een klas van een andere bouw voorkomen. Natuurlijk moet er enige ruimte voor overlap zijn. Ook is het soms nodig materialen toe te voegen omdat kinderen vanwege organisatorische redenen nog niet door kunnen stromen naar een andere bouw. (Er zijn scholen die iedere maand kinderen laten doorstromen bij voorkeur vrij snel nadat ze 6 zijn geworden). Maar soms worden materialen daardoor op een verkeerde leeftijd aangeboden, zodat ze hun magie verloren zijn als kinderen er echt klaar voor zijn. Andersom kan het ook gebeuren dat vijfjarigen nog bezig zijn met schuurpapieren letters, terwijl de leidster die al had moeten aanbieden toen het kind nog een interesse in voelen had (dus vaak al op driejarige leeftijd!). Kinderen van 4 waren namelijk nog bezig met puzzels en lotto’s terwijl ze eigenlijk met zintuiglijk materiaal en schuurpapieren letters bezig hadden kunnen zijn. Het leren van de letters verloopt daardoor moeizaam en heeft als resultaat dat scholen ervoor kiezen om kinderen in de middenbouw als groep met een reguliere methode te leren lezen, bijvoorbeeld door de boekjes van Veilig leren Lezen aan te bieden. Hiermee wordt het kind het initiatief tot het zelf leggen en schrijven van woorden en teksten volledig ontnomen en dit heeft dit grote gevolgen voor de creativiteit en vaak ook de motivatie op latere leeftijd.
Oefeningen uit het dagelijks leven
Oefeningen uit het dagelijks leven, op deze website uit praktische overwegingen „motoriek” genoemd, verdienen doorlopend de aandacht van de leidster. Deze werkjes worden door haar gemaakt of geassembleerd en dienen regelmatig gerouleerd te worden. Ze zijn bedoeld als de verzorging van jezelf, de ander (de gemeenschap) en de omgeving. Een leidster die dicht bij Montessori wil blijven, kiest werkjes die ook echt ontleend zijn aan het dagelijks leven. Zo mochten kinderen in de eerste children’s houses zichzelf wassen en werden er ooit echte baby’s gewassen en verzorgd in montessoriklassen. Je kunt erover twisten of een pop dan ook echt genoeg is. In ieder geval veel echter dan een poppenhoek. De leidster dient alert te blijven op de echtheid van de werkjes. Zijn ze nog van deze tijd? Zou je moeder of vader dit ook doen? Rietjes in een kruidenstrooier met gaten stoppen is heel goed voor de motoriek, maar misschien niet volgens de werkelijkheid. Hetzelfde geldt voor een schoen poetsen die niet van jou is, wattenbolletjes met een tang optillen (neem liever ijsklontjes of olijven), een pipetwerkje waarbij je druppels van het ene naar het andere bakje brengt, enkel en alleen om de beweging te oefenen. Of zeep raspen in plaats van kaas voor de pizza die ze daarna gaan maken. Het valt te betwijfelen of een kind in zo’n activiteit nog doorziet dat er een praktisch doel schuilt in deze activiteit. Je isoleert de vaardigheid zonder voor het kind het praktische doel waar het dit kan toepassen, duidelijk te maken. Het lijkt op werken in een fabriek, waar iedere persoon slechts een deel is van een groter geheel en geen idee heeft wat er gemaakt wordt. Door de klas rondlopen en schoonmaken wat schoongemaakt moet worden, is dat wel. Echte activiteiten zijn verder het schikken van bloemen in vaasjes en ze over de klas verspreiden, je eigen schoenen poetsen, echte planten water geven (en niet per se je eigen plant!), servetten strijken, muffins bakken om ze daarna op te eten. De uitzondering op de regel dat het zo praktisch mogelijk moet zijn, is het gebruik van aankleedrekken. Dit omdat het voor een kind makkelijker is op een rek de bewegingen te analyseren en de vaardigheid te oefenen en daarna toe te passen op zichzelf.
Onjuist gebruik
Materialen worden door kinderen ook wel onjuist gebruikt. Het kan een dilemma zijn of je dit gebruik af moet remmen. Zo kan een kind een stok van de rode stokken gebruiken om mee te schieten of dieren uit een leeswerkje pakken om mee te spelen. Uit onderzoek blijkt dat dit het voor die kinderen moeilijker wordt de link te zien tussen het materiaal en het concept. Als een kind de bruine blokken ziet als elementen in een bouwwerk, wordt het moeilijker die te zien als blokken die geleidelijk toenemen in afmeting.
Materiaal kan ook verkeerd woden aangeboden. Kettingen die in spiraalvorm worden neergelegd, maken niet zoveel indruk als wanneer ze in een lange lijn liggen. Het idee dat je van 0 tot 100 gaat terwijl je van links naar rechts gaat, wordt minder duidelijk, evenals het kind meer moeite zal hebben dat je ‚terug’ of vooruit kunt springen op een getallenlijn of tijdlijn. Dit is van invloed op het latere leven, waarin mensen een vergadering ‚vooruit schuiven’, bijboorbeeld. Kaarten waarmee je de roze toren kun leggen, hebben niet dezelfde betekenis als wanneer je zelf moet onthouden hoe die toren eruit hoort te zien. Het vereist verschillende vaardigheden.
Voor mij is zo dicht bij Montessori blijven erg belangrijk. Alles hangt met elkaar samen. Het is als sleutelen aan een goed draaiende auto; trek er wat piefjes uit en voeg wat andere schroefjes toe en je zult zien dat hij tot stilstand komt. Als je nieuwe materialen toevoegt, weet je dan zeker dat die met dezelfde zorg zijn samengesteld als de materialen die Maria Montessori beschouwde als haar standaard set? Dienen ze een eenduidig doel? Zijn ze duurzaam, maar wel ‘beschadigbaar’ bij onjuist gebruik, zodat het kinderen dwingt voorzichtig te zijn? Hoe sluit dit materiaal aan bij de materialen die al in de klas aanwezig zijn? Welk ander materiaal zou het kind minder moeten gaan gebruiken zodat het tijd heeft om hiermee te werken? Ontstaat er overlap met andere materialen die in de kast staan? Hoe passen deze materialen in de opbouw die Montessori bedacht?
De blauwe banaan
Op een Montessorischool waar ik werkte, was het begrip ‚de blauwe banaan’ zeer bekend. We wilden ons als school onderscheiden van andere scholen. Stel je voor dat een geinteresseerde de school binnenloopt. Waaraan kan hij of zij zien dat dit een montessorischool is? De meeste kleuterklassen hebben immers puzzels, spelletjes en knutsels. Vrije werkkeuze is op vele plaatsen gemeengoed en niet meer uniek voor Montessori. De houding van de leidster ten opzichte van de kinderen, kan niet het enige zijn dat een montessorischool anders maakt. De herhaling van het gebruik van het materiaal is dat wel. Wanneer het montessorimateriaal centraal staat, maak je dit mogelijk.
Wat levert het op?
Wat het mij opgeleverd heeft, is tijd. Tijd om na schooltijd oudergesprekken te voeren, observaties uit te werken, nieuwe duurzame werkjes te maken en om bij te tanken voor de volgende dag. Omdat alles in een werkje verpakt zit, ben ik niet meer eindeloos opruimen, schoonmaken en voorbereiden voor thema’s. Ik hoef geen groepslessen meer voor te bereiden, knutsels klaar te zetten, kringgesprekken te doen waaraan een deel van de kinderen liever niet zou deelnemen, strijd te hebben met een kind omdat ik vind dat hij een lesje met mij zou moeten doen terwijl hij liever in de bouwhoek gaat….. ik kan mij richten op lesjes geven. Ik hoef mij niet zo snel meer zorgen te maken als een kind een materiaal niet wil doen, heb er vertrouwen in dat het kind er op een dag aan toe zal zijn en na 3 jaar nagenoeg alles in de klas een keer gedaan heeft of zelfs uit ten treure geoefend heeft, totdat het zijn interesse verliest. Ik zie nu kinderen die wel 10 honderdrollen maken, dagen lang achter elkaar nieuwe letters willen leren, eindeloos scheppen en schenken of iedere dag beginnen met schilderen… het mag!
Bron
Voor deze tekst is gebruik gemaakt van het artikel „how important are the Montessori Materials”, geschreven door Angeline Lillard, gepubliceerd in Montessori Life en op de website van Montessori Society.