Insteekkaarten

De aardrijkskundige werkkaarten of insteekkaarten zijn bedoeld om de namen in te oefenen door herhaling. Ze zijn doorgaans te vinden in de midden- en bovenbouw. Er zijn 4 kaarten: degene met de gaatjes heet de werkkaart, de andere 3 zijn hulpkaarten.

=
Iedere set bevat blinde kaarten, controlekaarten en vlaggetjes in doosjes.

Er zijn aardrijkskundekasten voor:

  • Werelddelen
  • Europa
  • Nederland
  • VS

Leeftijd
vanaf 7 jaar

Doelen

  • Zonder hulp van opzoek/controlekaarten de vaantjes met de namen van de landen of provincies, hun vlaggen resp. wapens of de vaantjes met de namen van de hoofdsteden in de insteekkaarten plaatsen
  • Het leren van de namen en ligging van landen, steden, zeeen en rivieren, gebergten en eilanden

Iedere set bevat 4 kaarten:

  • Een met de namen van de landen
  • Een met de namen van de hoofdsteden
  • Een met de vlaggen
  • Een werkkaart waarin de vlaggetjes in gestoken worden.

Verder bevat iedere set 3 doosjes met vlaggetjes:

  • Groene; namen van de landen
  • Rode; namen van de hoofdsteden
  • Afbeeldingen van vlaggen van de landen of de wapens van de provincies (Nederland)
  • Blauwe; wateren
  • Gele; gebergten
  • Witte; eilanden

product 795

product 1162

product 774

product 797

Aanbieding

De leidster werkt bij de eerste aanbieding met een setje vlaggetjes tegelijk. De vaantjes worden door het kind in rijtjes neergelegd, zodat de namen te lezen zijn. De leidster kiest een vaantje, bekijkt het en zoekt op de controlekaart op waar het geplaatst moet worden. Dan zet ze het vaantje in het juiste gaatje. 
Het kind kan door veel met dezelfde kaart te werken na een tijdje zonder controlekaart de vaantjes plaatsen.

Oefeningen

  • „Geef mij eens Rotterdam”
  • Vlaggetjes eruit halen die goed zijn
  • Zandloper van 1 ,3 en 5 minuten gebruiken: kijken hoeveel je er kunt doen. Kinderen hoeven nooit alle vlaggetjes te doen, bijvoorbeeld alleen de rode. 

Verwerkingen

  • De namen in een stempelkaart of kopieerblad schrijven.
  • Vlaggen tekenen.
  • Werkstukje maken over een land of provincie.
  • Spreekbeurt voorbereiden.
  • Verdiepen in het onststaan van de namen of provinciewapens en vlaggen.
  • Werken met de insteekkaarten uit de aardrijkskundekasten ter bestudering van de topografie van de werelddelen, Europa en Nederland.
  • Opzoeken met de atlas.
  • In een stempelkaart de tekst van de vaantjes schrijven, of nummer en dan op een blad de namen.
  • Kaart van een niet bestaand land maken. 

Herhalen

  • Als kinderen dit werk niet herhalen, kun je het nieuwe kracht geven door het te gebruiken bij een kosmische les. 
  • Teken het werk niet af, want dan wordt het maar een keer gedaan. Of kies voor 4 vakjes per provincie op je aftekenkaart. 
  • Laat merken dat dit een belangrijk vak is. Kinderen voelen haarscherp aan als jij meer belang hecht aan rekenen en taal. 
  • Zeg nooit: „waar is je echte werk?”. Geef geen waarde-oordeel dat het een belangrijker is dan het andere. 
  • Onderschat de ouders niet.