Voorbeeld van een definitieboekje, te vinden op matrilearning.com
Doelen:
- Leesoefening om kinderen te laten oefenen met geschreven tekst waarvan het de inhoud al weet.
- Het kind helpen met de classificatie van haar omgeving.
- Voorbereiding voor verder onderzoek; Het zou het kind kunnen inspireren om onderzoek te gaan doen in onderwerpen in verschillende onderwerpen in de kosmische vakken.
Leeftijd: 4 jaar en ouder
Materialen:
- Definitieboekjes voor iedere classificatie
- Het plaatje staat aan de linkerkant, de definitie aan de rechterkant. Het woord waar het om draait is in rood geprint.
- Op het plaatje is het enige deel dat gekleurd is, het deel waar de definitie om gaat.
- Gebruik kleurcodering voor de boekjes.
- Naast het definitieboekje is er een werkje in een mapje met 4 vakken:
- De definitie compleet, maar in aparte zinnen geknipt. Het woord waar het om gaat is in rood.
- De definities, maar nu met het woord waar het om gaat in rood, apart op een kaart.
- De definities, compleet met het woord waar het om gaat in rood.
- De plaatjes
Voorbeeld van een definitie set, te vinden op de website van matrilearning
Voorbereiding:
Het kind heeft ervaring met de mondelinge definities bij botanie, mondelinge woordenschat waarbij een definitie gemaakt werd en waar het kind het echte object tegengekomen is.
Aanbieding: definitie boekje
- Nodig het kind uit. Laat het kind zien waar het dienblad met de boekjes is en zeg dat ze er een mag kiezen.
- Nodig het kind uit om te beginnen met lezen. Je kunt helpen om haar te laten zien waar het boekje over gaat.
- Stel een simpele vraag om de aandacht van het kind naar het plaatje te trekken.
- Kijk naar het plaatje en zie hoe het plaatje weergeeft wat de definitie beschrijft.
- De leidster gaat niet bij het kind aan tafel zitten.
- Nadat het kind de eerste pagina heeft gelezen, verdwijnt de leidster.
Eerste stadium
- Zodra het kind de boekjes zelf kan lezen, vraag je haar een kleedje te halen.
- Laat het kind het werkje zien met de vier onderdelen: boekje en de drie typen kaarten.
- Neem het definitieboekje, dat bij het kind al bekend is, samen met het mapje met de kaarten, naar het kleedje.
- Vertel het kind dat je het boekje even aan de kant zult leggen.
- Haal de plaatjes kaarten uit het mapje en leg ze onder elkaar op het kleedje.
- Laat het kind zien uit welk vakje de definitiekaarten komen.
- Neem een definitiekaart, leg deze naast het bovenste plaatje op het kleedje en lees de definitie. Kijk of hij bij het gekleurde deel van het plaatje past. Als dat niet zo is, verplaats je de definitiekaart naar het tweede plaatje. Lees hem weer en kijk of het erbij past. Blijf de definitiekaart naar beneden verplaatsen totdat het bij het juiste plaatje ligt.
- Nodig het kind uit om hetzelfde te doen met de andere kaarten.
- Als alle definitiekaarten op het kleedje gelegd zijn, kom je terug en laat je het kind zien hoe je het classificatie boekje kunt gebruiken als een controlemiddel.
- Laat het kind zien hoe je de definitie leest en daarna de definitie leest in het boekje.
- Als het kind klaar is, laat je zien hoe ze de kaarten terug kan doen in het mapje – kaarten met de plaatjes apart van de plaatjes met de definities.
- Nodig het kind uit om een ander mapje te kiezen waarmee ze dit ‚eerste stadium’ ook kan doen.
Tweede stadium
- Nodig het kind uit voor een lesje en breng dezelfde materialen naar een kleedje als in het eerste stadium.
- Vraag het kind om de plaatjes kaarten neer te leggen.
- Laat het kind zien uit welk vakje je de kaarten haalt. Haal ze eruit, de rode woorden apart van de definities.
- Leg de definities ondersteboven.
- Vraag het kind om de labels bij de plaatjes te leggen. Het kind kent deze opdracht al.
- Neem nu de definitie kaarten en laat zien en laat zien dat ze die naast het label bovenaan kan leggen. Lees het label en de definitie.
- Kijk of het bij elkaar past.
- Als dat niet het geval is, laat je het kind zien dat je de definitie naar beneden schuift, naar het volgende label, tot het bij elkaar past.
- Vertel het kind dat ze het boekje kan gebruiken als controlemiddel en laat het kind nu achter.
- Kom terug bij het opruimen en laat zien dat de definities apart van de plaatjes opgeborgen worden.
Derde stadium
- Nodig het kind uit voor een lesje en haal dezelfde materialen als in het vorige lesje.
- Geef de plaatjes kaarten aan het kind en vraag om ze neer te leggen.
- Haal de woordlabels en de zinnenlabels uit het mapje. Leg de zinnenlabels ondersteboven op het kleedje.
- Neem de woordlabels en vraag het kind om ze bij de plaatjes te leggen.
- Leg alle zinnen met de tekst aan de voorkant aan de rechterkant van het kleedje, in willekeurige volgorde.
- Neem een kaart met een zin en leg hem naast het bovenste plaatje.
- Lees de kaart, als het niet klopt draai je de kaart weer om en lees je de volgende. Blijf dit doen totdat deze definitie compleet is.
- Als je nog een stukje van de definitie nodig hebt, leg je alle zinnen weer op zijn kop en lees alle zinnen.
- De leidster kan meerdere zinnen voordoen als het kind nog niet zo gewend is aan deze methode.
- Laat zien dat het definitieboekje een controlemethode is.
- Alle stroken worden in het mapje geplaatst.
- Het is belangrijk dat „de definitie weten” ondergeschikt is aan het oefenen van het lezen.
Opmerkingen:
- Maak slechts 8 tot 12 definitie boekjes die je wisselt van tijd tot tijd. Er is niet voor iedere classificatie een boekje.
- Stimuleer creatief schrijven:
- geef stroken papier waarop je geschreven hebt en geef suggesties voor waarover zij kunnen schrijven: meubels in de klas, werkjes en materialen.
- Schrijf labels voor de zintuiglijke eigenschappen.
- Hang plaatjes op de muur en hang zinnen op de muur.
- Als je een vraag – en antwoordspel gedaan hebt, kun je een samenvatting maken en die aan de muur hangen.
- De woorden van een liedje of gedicht dat je met de kinderen gedaan hebt, kun je opschrijven.
- Verhalen die als waargebeurd verhaal verteld zijn, kunnen ook opgeschreven worden.