Luisteren en spreken
Bij de spreekvaardigheid laten we het kind in aanraking komen met zoveel mogelijk taal, zodat het zelfvertrouwen om te spreken groeit en hij geinteresseerd kan luisteren. Voorbeelden van goede oefeningen zijn: waargebeurde verhalen vertellen, het vragenspel en de kinderen in aanraking brengen met goede boeken, etc. Deze oefeningen zijn ook goed voor de sociale structuur in de groep. Kinderen leren elkaar te respecteren. Kinderen leren ook problemen op te lossen door deze oefeningen. Hieronder vind je oefeningen die je in je klas kunt doen om het vertellen van kinderen te stimuleren. Onder spreken valt:
- Technisch spreken
- Zuiver spreken, het weergeven van gedachten en meningen met zo min mogelijk fouten
- Expressief spreken, kunstzinnig spreken.
Verhalen vertellen
Verhalen vertellen doen we als een introductie voor boeken.
Je kunt (waargebeurde) verhalen vertellen:
- zonder hulpmiddelen
- met de hulp van een voorwerp
- met de hulp van de vocabulaire kaarten
Tips bij het vertellen van verhalen:
- Gebruik expressie in je stem
- Vertel concrete details.
- Hou het kort
- Vertel verhalen over wat je zelf meemaakt.
- Als je op een uitje geweest bent, vertel je over waar we geweest zijn en wat je gezien hebt.
- Met oudere kinderen kun je samen een verhaal maken. Vraag de kinderen: Wie speelde er in het verhaal, wat is er gebeurd, waar was het, enzovoort. Kinderen vertellen de dingen en jij maakt het verhaal. Daarna luisteren de kinderen naar het verhaal. Vermijd Spiderman en Superman. Noem een thema zoals „op het strand” of „in de avond”. Zo oefen je om kinderen hun eigen creatieve verhaal te laten schrijven.
- Vertel langzaam en duidelijk
- Stel nooit vragen om erachter te komen of kinderen geluisterd hebben.
- Nieuwe woordenschat kun je verwerken in je vertelling.
- Deze nieuwe woorden kunnen opgeschreven worden nadat ze uitgelegd zijn.
- Deze woorden kunnen later in de week op een poster geschreven worden en in de klas opgehangen worden.
- Sommige van waargebeurde verhalen kunnen gebruikt worden als een introductie op geschiedenisles.
- Het verhaal hoeft niet aan de hele groep verteld te worden.
- Als je een voorwerp gebruikt bij je verhaal zou je het daarna op de aandachtstafel kunnen laten liggen zodat kinderen het kunnen aanraken.
- Soms kan de leidster een kind aanmoedigen ook een waargebeurd verhaal te vertellen nadat ze dat zelf gedaan heeft.
- Een kind kan ook een waargebeurd verhaal vertellen met de hulp van iets wat hij of zij mee naar school genomen heeft. Het voorwerp moet van betekenis zijn voor het kind en voor de groep. Houd een strook wit papier bij de hand waarom nieuwe taal geschreven kan worden voor oudere kinderen.
- Laat niet meer dan twee kinderen per keer een waargebeurd verhaal vertellen.
- Dit is ook een mogelijkheid voor kinderen om te oefenen te leren luisteren.
Voorbeeld: „toen ik vanmorgen opstond, zag ik een spin, die een web spon. Er was een vlieg in het web. Toen ik keek, zag ik dat hij even wachtte en toen op de spin sprong.”
Boeken zonder tekst
Zorg voor boeken zonder tekst, als een orientatie op het leren lezen van boeken. Er zijn twee variaties mogelijk:
Boeken waarin dingen gedaan worden of gebeuren.
Boeken waarin een bepaald onderwerp of classificatie aan bod komt.
De plaatjes staan aan de rechterkant en aan de linkerkant is het boekje wit. Er zitten ongeveer 10 bladzijden in het boek. Met deze boeken geef je wellevendheidslesjes, dus hoe je het boek draagt, vasthoudt, de bladzijden omslaat, enzovoort.
Aanbieding:
Nodig het kind uit en laat hem een boek zien in de boekenkast. Vraag hem het boek naar de tafel te brengen.
Sla de bladzijden om, kijk met interesse naar de plaatjes. Bekijk de bladzijden terwijl je nadenkt. Gebruik tijdens dit lesje de mogelijkheid om je wellevendheidslesje over het hanteren van een boek kracht bij te zetten.
Laat het kind naar het boek kijken.
Op een later tijdstip, als het kind zelf een boek uit de kast heeft gehaald, kun je naar het kind gaan en spontaan een gesprekje beginnen over wat hij ziet in het boek. Op deze manier kan de leidster er achter komen wat het kind echt ziet, dus hoeveel details. Dit zou ook een gelegenheid kunnen zijn om de plaatjes te benoemen.
Platen aan de muur
Nodig een groepje kinderen uit om naar een plaat op de muur te komen.
Vertel wat je ziet op de plaat. Vraag de kinderen wat zij zien. Praat met hen zodat ze vertellen over de details op de plaat. Blijf vragen stellen en dingen aanwijzen. Maak gebruik van de gelegenheid om hen te leren aan te wijzen zonder aan te raken. De kinderen leren ook te luisteren naar wat de anderen vertellen. Nu weten de kinderen hoe je een plaat kunt bespreken en kunnen ze dat zelf doen met anderen, bij andere platen in de klas.
Eisen die je stelt aan de platen:
Elke plaat moet los van andere platen hangen, op een bord of in een lijst of zelfs op gekleurd karton.
Geen collage – dat zou teveel prikkels inhouden.
Plaat van slechts een ding.
Gebruik kalenders of tijdschriften.
Verander de platen vaak, misschien zelfs 3 keer per week.
Zorg dat er 10 tot 12 platen tegelijkertijd hangen.
Hang de platen op kinderhoogte.
Sommige van de platen kunnen geschreven taal erop hebben voor de oudere kinderen.
De platen kunnen de volgende onderwerpen behandelen:
- culturen
- kinderen
- vakanties
- dag en nacht
- land en water formaties
- verschillende delen van de wereld
- het dierenrijk
- planten
- kunstperiodes
- kunstenaars
- geschiedenisperioden
"Wie ben ik?”
Dit spel speel je in een kring met een groep of groepje kinderen.
„wie ben ik? (of: „waar denk ik aan?) Ik heb vier poten, een grijze dikke huid en ik ben heel zwaar…..”
“een olifant!”
Laat de kinderen hun eigen raadsels bedenken.
Als een kind toe is aan schrijven zal hij deze oefening opnieuw doen, maar dan zal hij het raadsel dat hij bedacht heeft, opschrijven.
Je kunt uiteraard ook eens kiezen voor een kring met een andere classificatie. Bijvoorbeeld: alles wat op de ontbijttafel staat, of alle zuivelproducten.
Speel dit spel, „Wie ben ik?” ook eens zo: gebruik memorykaarten. Leg de ene helft in de kring en houd de andere set in je hand. Je kiest een kaart en vertelt: „mijn dier heeft 4 poten, lange haren”, de kinderen moeten raden welk kaartje er in de kring ligt dat jij ook in je hand hebt.
Boeken voorlezen en gedichten voordragen
Tips:
- Kies boeken van goede kwaliteit; dagelijkse gebeurtenissen, planten, dieren, biografieën, realistische dingen.
- Boeken gebaseerd op de werkelijkheid. Kies liever geen boeken waarin dieren kleren aan hebben en praten als mensen voor 3 tot 6 jarigen. Kinderen vertrouwen jou. Alles wat uit jouw mond komt, is waar.
- Verzamel de kinderen en vertel hen de titel van het boek en de schrijver voordat je begint met voorlezen.
- Als je een bladzijde hebt voorgelezen, draai je het boek om en laat je de illustratie zien aan de kinderen.
- Op sommige dagen laat je de illustraties helemaal niet zien, maar vertel je de kinderen dat ze hun eigen fantasie moeten gebruiken.
- Je kunt ook aan oudere kinderen ook boeken voorlezen die bestaan uit verschillende hoofdstukken.
- Als een groep kinderen storend wordt, sluit je het boek, kijk je zelf rustig rond en bekijk je of de kinderen ook weer rustig worden. Als dat niet lukt, vertel je de kinderen dat je het boek een andere keer verder zult lezen.
- Geef lesjes hoe je boeken leest. Het dragen van een boek. Een bladzijde omslaan.
- Laat zien dat je van lezen houdt, zo breng je je passie over op het kind.
- Bij poezie gaat het niet zozeer om de inhoud, maar meer om het ritme en de klank en het onthouden van de woorden.
De leeshoek
- Zorg voor een rustige afgeschermde ruimte of kies voor alleen een boekenkastje waar kinderen boeken kunnen halen die ze aan tafel kunnen lezen.
- Berg de boeken op zodat ze gemakkelijk te bekijken zijn, in een kist of bak of in een rek aan de muur. Kinderen kunnen de boeken dan ook weer gemakkelijk opbergen.
- Wissel de boeken regelmatig in de bibliotheek of met collega’s.
- Zorg ervoor dat verschillende culturen en volkeren in de boeken aan bod komen
- Denk ook aan informatieve boeken, bijvoorbeeld over thema’s die aan bod geweest zijn of zullen komen, of een atlas of een oud boek…..
- Heb je een geschikt kastje, dan kun je de leeskaarten van de leeskast (de Arend) ook in je leeshoek leggen.
- Leg ook de door de leidster zelfgemaakte boekjes in de leeshoek. Hierin kunnen kinderen nog eens teruglezen waar het om ging tijdens een kosmische les.
- Laat kinderen zelf voorlezen aan een groepje kinderen van hun eigen klas of een andere klas, of aan de hele klas.
Vragenspel
Dit is een auditieve voorbereiding op het schrijven van verhalen, bijvoorbeeld met de letterdoos.
Doelen:
- Het kind wordt geholpen om zijn ideeen duidelijk en in logische volgorde te vertellen
- Zelfvertrouwen opbouwen
- Voorbereiding op creatief schrijven.
Richtlijnen:
Dit spel doe je naar aanleiding van een gebeurtenis die de kinderen meegemaakt hebben of getuige van geweest zijn in de afgelopen 24 uur.
Nodig 3 of vier kinderen uit voor een lesje.
Probeer de hele gebeurtenis terug te halen door vraag na vraag te stellen.
Je stelt vragen zoals:
- wie…
- wat…
- wanneer…
- waarom…
- waar…
- waarom denk je dat het gebeurd is?
- Wat vind je ervan?
Bij driejarigen stel je de vragen: wie, wat, wanneer en aan wie.
Bij vierjarigen stel je de vragen: wanneer en hoe
Bij vijfjarigen stel je de vragen: Waarom
Nog meer mondelinge taal
Geschreven taal in kaartjes.
De leidster leest kaartjes voor en de kinderen hangen ze ergens op in de klas. De kinderen hoeven hiervoor niet te kunnen lezen.
Tekenen bij een gedicht
Tekenen bij een lied